Ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de club in 1996 werd de geschiedenis van KAPE vastgelegd in “KAPE 75”. Dit boek(je) behandelt de geschiedenis van 1921 t.e.m. 1996 … en is ook nu nog steeds verkrijgbaar.
Op deze website kan u de tekst van dit – in eigen beheer uitgegeven – boekje lezen, ingedeeld in de volgende hoofdstukken:
- de stichting van de club (1921).
- internationale meetings (1922-1938).
- de voor-oorlogse periode op sportief vlak (1921-1938).
- de na-oorlogse periode en de “Heropstandingsprijzen” (1946-1953).
- de slappe jaren ’50 (1953-1963).
- van Patobka naar het gemeentepark (1960-1967).
- een frisse wind (1970-1990).
- op pensioengerechtigde leeftijd (1986-1992).
- sportieve bloei (1992-1996).
DE STICHTING VAN DE CLUB
Augustus 1921… een handvol Kapelse sportfanaten, stamgasten van café “Des Sports” op het Statieplein (thans Stationsstraat), wensten een sportclub op te richten. De gedachten dwaalden eerst over een vogelpikmaatschappij en een biljartclub, maar onder impuls van Louis Blankers werd gekozen voor een “lopersclub”. Dat vonden deze sportievelingen immers “échte sport”.
Op 9 augustus 1921 werd hun troetelkind “Athletic Club Cappellen” officieel boven de doopvont gehouden. Deze naam was geheel volgens de tijdsgeest, ook in andere sporten werd gekozen voor de Engelse benamingen. Hoeveel “Football Club”‘s, “Racing”’s en “Sporting”’s werden er niet opgericht ? Ook de voetballende broertjes uit Kapellen, opgericht in 1908, speelden als “Capellen Football Club” onder een Engels vaandel.
In artikel 1 van het “Reglement” uit 1921 werd de club als een “onpartijdige vereeniging” omschreven. Aan de wieg van de club stonden notabelen en middenstanders uit Kapellen. De volledige lijst van de stichters zag er als volgt uit : Frans Schenkels, Louis Blankers, Desiré Cuelenaere, Gustaaf Van Bauwel, Jules Van Cuyck, Constant Van Hoof, L. Gillard, Georges Commissaris, G. Lambert, Henri Van Bauwel, Albert Depuis, L. Vercammen en Leopold Blankers
Het doel van de club wordt, in artikel 30 van het “Reglement”, als volgt omschreven :
– a. “het ontwikkelen der krachten van de jeugd”
– b. “eensgezindheid tusschen allen”
– c. “de naam en roem der club wijd en zijd verspreiden”.
Op 21 augustus 1921 werd het “Reglement” van “Athletic Club Cappellen” goedgekeurd. In dit reglement werd aandacht besteed aan de structuur en de financiën van de club, de plichten van de club en haar leden, de werking van het bestuur en het gedrag van de atleten.
Samen met de stichters werd dit reglement ondertekend door een “eereploeg der atleten” : Adriaan De Beukelaer, François Verbeke, Leopold Feyen, J. Cloots, Jef Nicasy, A. Ketels en L. Denissen.
In artikel 27 van het “Reglement” uit 1921 lezen wij het volgende : ” de kleuren der A.C.C. zijn wit-groen”. Het waarom van deze keuze is onmogelijk te achterhalen, maar tot aan de Tweede Wereldoorlog werd deze combinatie consequent toegepast. De tekening op de clubtruitjes durfde al eens variëren van een horizontale tot een diagonale groene balk.
In 1921 werd streng toegezien op de uitrusting van de atleten : “Spannende broekjes, klakken, netten zijn verboden. De dossards (=rugnummers) moeten met 4 spelden op de borst worden vastgehecht. Papieren dossards zijn ongeldig en worden beboet met 5 franken.” Ook in 1955, bij de herziening van de statuten, was men nog niet opgezet met opvallende broekjes, klakken en netten, maar de opmerking over de rugnummers werd geschrapt. Wie nu een kijkje neemt op de meetings kan zelf vaststellen dat de reglementering wel erg soepel is geworden !
STAMNUMMER
“De club zal zich onderwerpen aan de statuten van den Belgischen Athletiek Bond”. Zo stond het in artikel 5 van het “Reglement” en zo werd het in de praktijk ook uitgevoerd.
Een blik op de stamnummers van de Koninklijke Belgische Atletiekbond (K.B.A.B) leert ons dat de oudste clubs in het land vooral opgericht werden in steden of stedelijke agglomeraties. In Wallonië ging het om Luik, Spa, Charleroi, Doornik en Namen. In de Brusselse regio ontstonden clubs in Brussel, Schaarbeek, Anderlecht en Etterbeek. In Vlaanderen komen Gent, Kortrijk, Aalst, Oudenaarde, Brugge en St.Niklaas op het lijstje voor. En in de provincie Antwerpen zijn de drie oudste clubs gevestigd in Antwerpen (Antwerp en Beerschot) en Mechelen.
“Athletic Club Cappellen” kreeg in september 1947 het stamnummer 20 toegewezen. Op dat ogenblik telde de B.A.B., de Belgische Athletiek Bond, 36 leden. A.C.C. was één van de eerste “kleine” atletiekclubs die zich aansloot.
BESTUUR
In artikel 2 van het “Reglement” uit 1921 werd de samenstelling van het bestuur vastgelegd :
“het Bestuur bestaat uit : een voorzitter, een ondervoorzitter, een algemeen schrijver, een schatbewaarder, een tweede schrijver, een tweede schatbewaarder en raadsleden”.
Cornelius Ludovicus “Louis” Blankers, gemeentebediende te Kapellen, werd de eerste voorzitter van “Athletic Club Cappellen”. Hij bekleedde deze functie gedurende 37 jaar, van bij de start in 1921 tot aan zijn overlijden in 1958. Desiré Cuelenaere, bedrijfsleider van een melk- en kaasfabriek op de Antwerpsesteenweg, werd ondervoorzitter.
De “algemeen schrijver”, wat in hedendaags taalgebruik als secretaris omschreven wordt, was Gustaaf Van Bauwel ; de “tweede schrijver” of adjunct-secretaris was Jules Van Cuyck. De centen werden bewaard door Constant “Stan” Van Hoof, herbergier van het clublokaal café “Des Sports” aan het Kapelse station, één van de weinige herbergen dat de tand des tijds en het dalend cafébezoek heeft overleefd.
Alle andere stichters werden als raadslid opgenomen in het bestuur. Eén van hen, L. Gillard – commandant bij het 5de Linie, zorgde voor de intense contacten tussen de in Kapellen gekazerneerde militairen en de club. Talrijke soldaten uit de “kweekschool” van het 5de Linie trainden samen met de atleten van “Athletic Club Cappellen”.
Kwatongen beweren dat zij dit enkel deden omdat deelname aan de training hen een frisse pint in het clublokaal én vrijstelling van wacht en korvee opleverde. Deze stevige band werd in de beginjaren ook duidelijk tijdens de diverse, door A.C.C. georganiseerde, crossen. Telkens werd op het programma een cross voor militairen opgenomen, waarin diverse legereenheden elkaar bekampten. Marcel Alavoine, de latere trainer van Gaston Reiff, liep zijn eerste rondjes in Kapellen. De speciale relatie tussen hem en de Kapelse club zorgde er voor dat Gaston Reiff later herhaaldelijk aanwezig was op crossen van A.C.C.
In het “Reglement” werd echter geen melding gemaakt van een erg belangrijke functie, die van ere-voorzitter. Om een jonge club, vlak na de oorlogsjaren, in leven te houden was er veel inzet en geld nodig. Dit had men gevonden bij sportmecenas Frans Schenkels, eigenaar van de “Villa Salvia”, een riante woning aan de achterzijde van het Kapelse station. De ere-voorzitter was niet alleen actief in het bestuur van de club, maar zorgde vooral voor sterke financiële steun in de beginjaren. Eind 1922 brachten de atleten hun ere-voorzitter in de zevende hemel tijdens een cross in Hasselt. Na de aankomst verstuurde hij onmiddellijk een euforisch telegram naar Kapellen om de overwinning van zijn jongens te melden.
“Beker gewonnen door A.C. Cappellen. Aankomst eerste Clauwaert Cappellen, tweede Lambrechts Cappellen, derde Verbeeck Cappellen, vierde Tilmant Brussel, vijfde Vandorpe Cappellen, zesde Debeukelaer Cappellen. 30 deelnemers. Beker gewonnen door A.C. Cappellen. Verbeeck A.C.C.- eerste militair.
getekend : Schenkels
Dit telegram en de beker van deze overwinning zijn nog steeds in het bezit van de club.
In 1923 traden I. Vekemans en Henri “Rik” Lemmens (als verzorger van de atleten) nog officieel tot het bestuur toe. Jules Van Cuyck, telegraafbediende op het station van de NMBS te Kapellen, nam in 1927 het ambt van “algemeen schrijver” over. Met dit kransje bestuursleden werd de club tot aan de tweede Wereldoorlog geleid.
In 1927, na het overlijden van Frans Schenkels, werd Barend Mutsaers de nieuwe ere-voorzitter van de club. Deze bankier van Nederlandse afkomst was uitgeweken naar Kapellen en was er eigenaar geworden van de “Villa Plantijn”, een indrukwekkend landhuis met prachtige tuin aan de Koningin Astridlaan, dat nu als bejaardeninstelling gebruikt wordt. Net als zijn voorganger werd ook hij een geldschieter waarop de club steeds beroep kon doen.
Zo financierde hij o.m. het jaarlijkse nieuwjaarsfeest van de club en betaalde hij de treinreizen van zijn atleten naar de wedstrijden in binnen- en buitenland. Albert Dielen, de Kapelse topatleet in de jaren ‘3O, mocht op zijn kosten en begeleid door secretaris Jules Van Cuyck en verzorger Mon De Beuckelaer in 1933 deelnemen aan de “Vlissinghsche Boulevardloop”, een internationale stratenloop van 3600 meter in Vlissingen. Treinreis en twee dagen hotel mochten op de rekening van de ere-voorzitter geboekt worden. Albert bedankte met een overwinning en een recordtijd. Later kocht Barend Mutsaers over zijn villa, op de hoek van de huidige Ruysseveltlei, een groot perceel grond. De atleten van zijn club konden, op speciaal aangelegde paden, wekelijks oefenen.
Na de tweede Wereldoorlog liet vader Barend zich meermaals vertegenwoordigen door zijn zoon Felix op de activiteiten van de club. In 1951 overleed de ere-voorzitter. Voor de club betekende dit meteen het begin van de magere jaren op financieel vlak, de leemte kon niet opgevuld worden. Met het overlijden van Barend Mutsaers kwam tevens een einde aan de functie van ere-voorzitter.
Naast de bijdrage van de ere-voorzitter kon de club ook beroep doen op de financiële steun van de ere-leden en de beschermende leden. In het “Reglement” uit 1921 werden alle soorten leden van de club omschreven :
“- Eereleden : zijn personen die belangstellen in de club door hun milden steun of
– Beschermende leden : zijn de personen met een geldelijke bijdrage van minimum 100 franken ’s jaars.
– Werkende leden : zijn het Bestuur, de athleten, de medewerkers met eene geldelijke bijdrage van 24 en 12 franken ’s jaars.”
INTERNATIONALE MEETINGS
De herberg van Stan Van Hoof, het “Café des Sports”, was van bij de start de verzamelplaats van de atleten bij alle activiteiten. Vanuit dit lokaal werd vertrokken voor de trainingen. In de winter gebeurde dit op de assewegen in het Kapelse centrum. De wegen waren toen iets veiliger dan nu : eind jaren ’20 waren er welgeteld 7 auto’s in Kapellen ingeschreven. Bij invallende duisternis reden de bestuursleden met hun fiets aan de zijde van de atleten. Met hun fietslicht werd gezorgd voor enige verlichting op de weg. In de zomer konden de atleten terecht op de Polovelden in Hoogboom. Door de inzet en het kapitaal van Edouard Bunge, eigenaar van het domein “De Oude Gracht” werd in Hoogboom een nieuw poloplein aangelegd, voorzien van tribunes voor de bezoekers. Na de inhuldiging in 1921 verhuisde de “Antwerp Polo Club”, opgericht op de terreinen van Beerschot, naar haar nieuwe thuishaven. “Athletic Club Cappellen” kon van deze accomodatie gebruik maken voor de organisatie van haar sportieve activiteiten.
Vanaf 1922 organiseerde A.C. Cappellen er zijn “Dag van de Cross”, een feestelijke organisatie met de “Cross National” voor militairen en de “Cross A.C.C” voor atleten van 2de categorie. Een fragment uit het verslag van de adjunct-secretaris over de organisatie van 1924 :
“Intusschen vormde zich een prachtstoet aan de Statie te Cappellen. Voorop het muziek van A.C.C., gevolgd door den geliefkoosden voorzitter heer Fr. Schenkels, het bestuur en zijn athleten en supporters. Daarna het muziek van Cruybeke gevolgd door het bestuur van Jong Vlaanderen en zijne athleten en meer dan 100 supporters. Daarbijgevoegd Berchem Sport. In de grootste vrolijkheid toog deze optocht langs de Statiestraat, Heidestraat naar het Polo-terrein.”
Bij de militairen won het 9de Linie de beker “Van Schevensteen”, bij de atleten werd atletiekclub “Jong Vlaanderen” uit Kruibeke winnaar van de beker “G. Van den Bussche”.
“Met muziek aan ’t hoofd en onder de grootste leute werd de terugtocht aangevat naar het dorp. … Voorzitters aanspraak werd dapper toegejuicht en met een vrolijk tot weerziens en onder gedans en spel werd dezen heuglijken dag gesloten.” besloot het verslag.
In een periode dat de atletieksport, op organisatorisch vlak, nog in zijn kinderschoenen stond, verrichtte de kleine Kapelse club op de velden van de poloclub baanbrekend werk.
A.C. Cappellen was de eerste Belgische club die het aandurfde grote internationale wedstrijden op touw te zetten. Union, Beerschot en andere “grote” clubs zouden haar volgen. In een tijd dat alle contacten met het buitenland verliepen via brief en telegram, betekende dit vaak gekkenwerk. Talrijke brieven uit het archief van de club wijzen op uitgebreide internationale kontakten. Niet alleen dienden de clubs uitgenodigd te worden, ook voor het vervoer, het verblijf en de financiële vergoeding dienden regelingen getroffen te worden.
Voor de meeting van 1930 werden o.m. de Nederlandse polsstokkampioen A. Van der Zee en zijn ploeggenoot L. Van Oorschot aangemeld. De secretaris van Athletic Touring Club “De Snelvoeters” uit Den Haag vroeg wel aandacht voor twee belangrijke punten :
” – ik bericht u spoedig hoe laat wij te Esschen arriveeren. Wilt u er bij het afhalen met auto’s om denken dat er een open auto bij is, daar Van der Zee zijn eigen polsstok meebrengt ?”
” – beide springen beslist boven 3,60 m. Houdt u hiermede rekening met de standards ?”
Voor de Kapelse organisatoren geen probleem. De professionele aanwezigheid van adjunct-secretaris (later secretaris) Jules Van Cuyck als telegraafbediende op het NMBS-station was een handig hulpmiddel bij de communicatie met de buitenlandse teams. Maar de aanpak van de club uit Kapellen werd door alle waarnemers als propaganda voor de atletieksport en als voorbeeld voor andere organisatoren omschreven.
Op de velden van de “Antwerp Polo Club” werden de wedstrijden betwist op een graspiste van 800 meter, met een ruimte van 200 meter in rechte lijn voor de sprintnummers. De kwaliteit van deze piste werd in een franstalige krant omschreven als volgt :
“le terrain magnifiquement entretenu est d’une élasticité parfaite”
En dat vonden de atleten ook, want de belangstelling voor de meetings in Hoogboom was erg groot.
Bij de eerste “Internationale Meeting” in 1922, waren Nederlandse en Franse clubs aanwezig. “Pro Patria” uit Rotterdam, “Philips Sportvereniging” uit Eindhoven en “Racing Club de Roubaix” uit Roubaix kwamen aan de start, naast atleten van grote Belgische clubs (Beerschot, Daring, La Gantoise, Racing Club Bruxelles en Union St.Gillis) en de organiserende “Athletic Club Cappellen”.
Op het programma stonden : 100 meter, 200 meter, 1600 meter, hoogspringen, 3200 meter, polsstokspringen en 5000 meter.
Tijdens de volgende edities, telkens op 15 augustus, kwamen gerenomeerde buitenlandse clubs op uitnodiging naar Hoogboom : “Polytechnic Harriers” en “Achilles Club” uit Londen, “A.C. Spora” uit Luxemburg, “Racing Club de France” en “Stade Français” uit Parijs, “La Beauvalloise” en “Racing Club De Roubaix” uit Roubaix, “De Snelvoeters”, “Vlug en Lenig” en “De Trekvogels” uit Den Haag, “Marathon” uit Vlissingen, “Amsterdamse A.C” uit Amsterdam, “Sport Club Holland” en “Pro Patria” uit Rotterdam, “Hercules” uit Bergen-op-Zoom, “Philips Sport Vereniging” uit Eindhoven.
Ook de namen van alle Belgische clubs met naam en faam stonden op de deelnemerslijst van deze meetings op het Poloplein. Internationaal bekende atleten als London, Berger, Osendarp, Van Beveren, Broos, Pringuet, Lecuron, Tillier, Diagne, Leclercq, Simmons, Muggeridge, Gill, Revans, e.a. kwamen in Kapellen aan de start.
In 1928, na de Olympische Spelen in Amsterdam, zorgden 5 Amerikaanse atleten voor sensatie door, practisch onaangekondigd, te verschijnen op de “7de Internationale Meeting” van “Athletic Club Cappellen”. Deze meeting werd dan ook het sportieve hoogtepunt uit de lange reeks. De zwarte Engelse atleet Jack London, de eerste sprinter die startblokken gebruikte op de Olympiade (alle andere deelnemers groeven nog kuiltjes in de grond om hun voeten vast te zetten) won de 100 meter.
Tijdens deze internationale meetings werd soms nog een “Dag der recordpogingen” als toemaatje geserveerd. De Franse hoogspringer Ménard sprong er 1,93 meter, in die periode een wereldprestatie. De Luikenaar Fred Zinner verbeterde in Kapellen zijn record op de vijfkamp. De Gentse sprinter Eugeen Langenraedt brak het Belgisch record op de 200 meter vlak, met 22 sec. 3/10 in het bezit van zijn Gantoise-maat H. Cocquyt. De nieuwe recordtijd werd 22 sec. 1/10 (al was het dan in een 200 meter zonder bocht !).
De eerste jaren werden, als propaganda, de poorten wagenwijd opengezet en kon jong en oud gratis genieten van de sportieve gebeurtenissen. Later werd een bescheiden inkomgeld gevraagd. De hoogstaande meeting van 1928 kostte de club 19.000 frank. De toeschouwers, die 5 frank moesten betalen voor een plaatsje op de tribune, 2 frank voor een plaats aan de omheining en 1 frank voor het programma van de meeting, zorgden voor slechts 3.000 frank aan inkomsten. Voor hun inkomgeld konden zij dan ook nog genieten van muziekuitvoeringen tussen de wedstrijden.
De tekorten in het budget van deze internationale meetings werden bijgepast door de ere-voorzitter en de kapitaalkrachtige ere-leden en bestuursleden van de club.
De “Internationale Meeting” stond nog op het programma tot 1938. Tijdens de laatste edities was het internationale karakter van de meetings stilaan afgebrokkeld. Op het einde bleef er nog enkel een ontmoeting België-Holland over, waar nog steeds veel nationale kampioenen uit beide landen aan deelnamen.
SEMI-MARATHON
Vanaf 1927 werd een semi-marathon “Antwerpen-Cappellen” op het programma gezet. Deze stratenloop vertrok aan de “Taverne du Commerce” op de Italiëlei. Langs de dokken en de viaduct Dam werd Antwerpen verlaten. Via “Eeckeren”, Hoevenen, de “Hoevenschebaan” en het gemeentehuis van Kapellen dook men de “Statiestraat” in om aan te komen op het “Statieplein” aan “Café Des Sports”. Ook hier weer namen atletiekclubs en militaire eenheden het tegen elkaar op. De eerste semi-marathon werd gewonnen door Jan Linsen. De editie 1930 bracht 70 atleten aan de start. De atletiekclubs La Gantoise, Tubantia A.C., Union Sportive Laeken, Daring Club Brussel, Jong Vlaanderen Cruybeke, Berchem Sport, A.C. Aiseau, Beerschot A.C. schreven in. A.C. Cappellen werd vertegenwoordigd door de atleten Letens, De Roos, Maes en Schellekens. Bij de militairen waren er lopers van 4e Corps Transport Etterbeek, het 2de Genie-regiment, het 6de Linie-regiment en het 5de Linie-regiment.
DE VOOR-OORLOGSE PERIODE
CLUBVLAG
In de vooroorlogse periode was het de gewoonte bij atletiekmeetings dat de deelnemende ploegen zich in een officiële optocht aan het publiek voorstelden. Bij de meeste clubs werden de atleten voorafgegaan door de clubvlag. Ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de club kreeg “Athletic Club Cappellen” in 1931 haar eigen clubvlag overhandigd door ere-voorzitter Barend Mutsaers. Op alle meetings werd zij jarenlang meegedragen, tot dit vlaggevertoon in onbruik geraakte en de vlag in de kasten verdween. Kort voor het 75-jarig bestaan van de club werd dit kleinood teruggevonden. Jarenlange, onverzorgde opslag hebben haar geen goed gedaan. Slechts een deel van deze vlag kon gerestaureerd worden
ATLETEN
Behoorden de organisaties van de club tot de absolute top, de sportieve prestaties van de club bewogen zich op een lager niveau. De mooiste overwinning uit de beginjaren werd genoteerd in 1923. In een cross van 12 kilometer, tijdens een gemengde sportmeeting op de terreinen van F.C. Mechelen, won A.C. Cappellen de beker van “La Dernière Heure”. Met atleten van 2de categorie werd het clubklassement in 1ste categorie binnengehaald. Ook de beker “Sportwereld” voor clubs uit 2de categorie verhuisde naar Kapellen. De atleten Vermaelen, Clauwaert, Leenaerts, De Beuckelaer, Verbeke en Van Dorpe zorgden voor dit exploot.
Eind jaren ’20 werd de eerste groep atleten vervoegd door een aantal beloftevolle jongeren o.m. Albert Dielen, Frans Janssens, Alfons Janssens, Jos Abrath, “’t Pijpke” Augusteyns, “Sander” Van den Bleeken, Desiré Schelfout, Antoon “Lange Toon” Reniers en werd Mon De Beuckelaer, de bekende Kapelse politie-agent, gevraagd om als begeleider-verzorger een handje toe te steken.
Albert Dielen werd veruit de bekendste vooroorlogse atleet van de club. Op 14-jarige leeftijd, in 1929, werd hij door voorzitter Louis Blankers aangetrokken. In 1930 liep hij zijn eerste wedstrijden : de cross van Niel en de bekende cross van “Le Soir”. De Kapelse jongerenploeg werd 1ste bij de aankomst, maar werd later gediswalificeerd om onduidelijke redenen. De grote doorbraak kwam er in 1932. Bij de scholieren werd hij in Gent Belgisch kampioen op de 1000 meter. Als junior werd hij in 1933 uitgestuurd naar de “Vlissinghse Boulevardloop”, een stratenloop van 3400 meter die vanaf 1929 door de plaatselijke atletiekclub “Marathon” werd georganiseerd. Hij werd er niet alleen winnaar, maar plaatste ook meteen de recordtijd van 10 min. 42 sec. 1/5 op de tabellen. Pas in 1948 werd deze recordtijd verbeterd door Frans Herman. De artsen, die de atleten vóór en nà de wedstrijd aan een kort geneeskundig onderzoek onderwierpen, vielen om van verbazing. Nadat zij Albert Dielen na zijn recordloop onderzochten, liet één van hen zich volgende duidelijke uitspraak ontvallen :
“Nou, dat is geen mens, dat is een paard !”.
Ook de “secrétaire-général” van de “Ligue Belge d’Athlétisme”, de Belgische atletiekbond, was deze overwinning niet ontgaan. In een – uiteraard – franstalige brief aan de club wenste hij atleet en club te feliciteren met deze sterke prestatie.
“J’ai appris avec beaucoup de plaisir le brillant succés remporté par votre sympathique athlète Dielen … je vous prie de bien vouloir transmettre au vainqueur mes plus vives félicitations …et aux dirigeants de l’ A.C. Cappellen toute ma satisfaction en considérant le fructueux résultat de leur labeur … et les félicitations toutes speciales pour le persévérance avec laquelle vous avez accompli cette longue et difficile tâche de maintenir debout, par vents et marées, un petit cercle athlétique aussi vaillant et prospère”.”
In 1934 werd hij opnieuw Belgisch kampioen. Tijdens het nationaal veldloopkampioenschap voor juniors in Aalst werd hij de onverwachte winnaar voor de favorieten Verhellen, Willems, De Vuyst en Verschaetse. “Het Laatste Nieuws” van 7 maart 1934 blokletterde : “Een verrassende uitslag !” en “Dielen, die een uitstekend looper is … verbaasde iedereen. Aanvankelijk werd verondersteld dat hij het tempo niet zou kunnen houden, Albert hield het vol en ging zoodanig vlug dat hij er ten slotte in slaagde het hazenpad te kiezen en een prachtige zege te behalen. Onze nieuwe kampioen won, omdat hij Zondag met kop en schouders boven zijn medekampers uitstak”.
Op het einde van dat jaar werd hij 2e in de cross van “Le Soir”, achter Verhellen uit Stokkel. In 1935 won Albert Dielen voor de tweede maal de Vlissingse boulevardloop. Op zijn palmares staan natuurlijk nog ettelijke, minder bekende, wedstrijden.
Bij de verplaatsingen naar deze wedstrijden werd hij vaak vergezeld door Jan “Trap” Kerstens, een sportieve vrijgezel die alle kosten droeg voor het verbruik onderweg. Alle verre verplaatsingen gebeurden nog per trein, wat betekende dat de atleten soms vanaf 5 uur ’s morgens al op weg waren naar de wedstrijd en pas laat in de avond in Kapellen terugkeerden. Jan “Trap” zou ook in de na-oorlogse jaren nog een belangrijke rol gaan spelen in de club. Zijn auto werd dan omgedoopt tot de “A.C. Kapellen-autobus”.
Ook Alfons Janssens in de 2000 meter bij de scholieren en Frans Adriaenssens in de 1500 meter bij de juniors werden nog Belgisch kampioen. Een greep in de voor-oorlogse atletentrommel levert ons nog wat opvallende namen op : Leon Buyle (800 meter-specialist en de latere stichter-voorzitter van A.C. Vlierzele Sportief, de zonen van de voorzitter Eduard en Philemon “Fille” Blankers (later succesvol voetballer en trainer bij Kapellen F.C.), Antoon Essing (later bestuurslid), e.a.
Voor wie dacht dat de indoor-atletiek een recente uitbreiding van de piste-bedrijvigheid was, nog deze rechtzetting. In de jaren ‘3O wonnen de Kapelse atleten Albert Dielen (3000 m), Alfons Janssens (1000 m) en Desiré Schelfout (400 m) reeds een indoor-wedstrijd in het Antwerpse Sportpaleis. De loopproeven werden betwist op het vlakke gedeelte langs de rand van de wielerpiste.
DE NA-OORLOGSE PERIODE
A.C.C. IN HET VOETBALSTADION
In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog (vanaf eind 1938) werd de activiteit van de club op een laag pitje gezet. Door de oorlogsomstandigheden werd de werking totaal onderbroken van 1940 tot begin 1946. Na de oorlog gaf de intrede van nieuwe bestuursleden een nieuw elan aan de club. Vooral het harde werk van nieuwkomers Jos Bruyninckx en Louis Gijsen, gesteund door de overgebleven bestuursleden – enkele trouwe bestuursleden hadden de oorlog niet overleefd – zette de atletiek-trein opnieuw op het goede spoor. Nieuwe ere-leden en atleten werden aangetrokken.
Ere-voorzitter Barend Mutsaers, voorzitter Louis Blankers en secretaris Jules Van Cuyck bleven op post. Frans Dielen (als verzorger) en leger-monitor Prosper Oosterlinck (als trainer) werden in het bestuur opgenomen. Met de eerder vermelde Jan “Trap” Kerstens als nieuwe onder-voorzitter, Leopold Feyen als nieuwe schatbewaarder en de nieuwkomers Matthijssens, Ibens, Wouters, Luc Commissaris, Antoon Essing, Jan Ketelaers, Jos Bruyninckx en Louis Gijsen was het bestuur volledig.
De polovelden werden door de Duitse bezetter gebruikt als landingsbaan, de verwoesting was dan ook compleet. Als de atletiekbedrijvigheid terug op gang kwam, week A.C.C. uit naar het voetbalterrein van “Cappellen F.C.”. Eind 1946 werd tussen “Athletic Club Cappellen” en “Cappellen Football Club”, onder voorzitterschap van Louis Lucas (de man naar wie later het voetbalstadion genoemd werd), een sportieve overeenkomst afgesloten. De atletiekclub kon, mits betaling, gebruik maken van de accomodaties van het stadion aan de René De Pauwstraat.
Na de inslag van een V I op de tribune was het voetbalveld hersteld en werd er een assepiste aangelegd door Duitse krijgsgevangen, die gekazerneerd waren in Brasschaat. “Athletic Club Cappellen” gebruikte die piste, een assestrook van 3 meter breed en zonder afgeronde hoeken, voor de loopwedstrijden en het B-terrein voor de krachtnummers. De atleten konden ook de kleedkamers in het stadion benutten bij trainingen en wedstrijden. De atletiekclub ruilde zelfs haar wit-groene kleuren in voor het rood-geel van de voetbalcollega’s.
De samenwerking met “Cappellen Football Club” vertoonde vanaf 1951 kleine barstjes. Alles draaide rond het onderhoud van de assepiste in het stadion. De atletiekclub was, volgens de overeenkomst, verplicht om in te staan voor het verwijderen van het onkruid, wat een immense klus bleek te zijn. In 1952 werd een beurtrol en een financiële regeling afgesproken. Opnieuw ging het fout en in 1954 liep dit uit op een ultimatum van het voetbalbestuur : de bestaande overeenkomst werd verbroken en de toegang tot de instellingen van “Cappellen Football Club” werd de atletiekclub ontzegd. De “Vader Blankers Meeting” in augustus 1954 werd de laatste activiteit op het stadion. “Athletic Club Cappellen” ging terug solo, rood-geel werd opnieuw wit-groen
De druk van de “grote” Antwerpse atletiekclubs (Beerschot A.C. en Antwerp A.C.) was in de na-oorlogse jaren erg groot. Om enig weerwerk te bieden werd door een achttal “kleine” clubs uit de provincie een “Antwerpse Verstandhouding” opgericht. Kapellenaar Jos Bruyninckx werd voorzitter van deze “entente”, die in het Antwerpse etablissement “Tir Royal” zijn vergaderingen hield. Deze samenwerking leidde o.m. tot een aantal sportuitwisselingen met de Nederlandse stad Purmerend. Op het programma stonden o.m. voetbal, turnen, boogschieten en atletiek. Na een uitwisseling in Arendonk, ging men in 1948 op tegenbezoek naar Purmerend.
Bij deze volksverhuizing, met auto’s en tot bus omgebouwde Amerikaanse legertrucks, werden de Belgische bezoekers gelogeerd bij de plaatselijke inwoners. In Nederland gold nog steeds de rantsoenering. Met een immense lading koffie, chocolade, sinaasappelen en bananen werden de Belgen ontvangen als “rijke oompjes”. Vermits “Athletic Club Cappellen” in die periode overwegend deelnam aan veldlopen, werden de Kapelse atleten geselecteerd voor de lange loopnummers.
HEROPSTANDINGSPRIJZEN
Op 28 maart 1947 werden de “1ste Heropstandingsprijzen” georganiseerd, een cross met vertrek in het voetbalstadion. Deze eerste na-oorlogse wedstrijd werd “een symbool voor de levenswil van A.C.C.” genoemd. Een succes werd het zeker, want in de verschillende categorieën (kadetten, scholieren, juniors, seniors en militairen) kwamen 311 deelnemers aan de start. De eerste drie edities werd de veldloop betwist buiten het stadion. De atleten vertrokken op het voetbalveld, wriemelden zich tussen de doelpalen en door een smalle toegangspoort naar de Biartlei. Via de Streepstraat trok men naar het domein Speth waar, naargelang de categorie, een aantal ronden in de dreven diende afgelegd te worden.
In 1949 kwamen 200 atleten opdagen. Bij de seniors won Antwerp-atleet J. Claessens (wat hem een splinternieuwe fiets opleverde), Unionist Schoonjans werd tweede. De kadetten van “A.C.C.” wonnen verrassend hun clubrangschikking, vóór slokop Vlierzele Sportief dat alle andere clubklassementen won.
Vanaf 1950 werd deze cross volledig gelopen binnen het stadion. Met een zeer licht parcours zonder hindernissen op de A- en B-voetbalvelden, beperkt tot 5000 meter, werd de wedstrijd een compromis tussen cross en piste. Blikvanger in deze cross-nieuwe-stijl werd Gaston Reiff, omringd door een sterk team van Union St.Gillis. De aanwezigheid van Reiff zorgde, volgens krantenberichten, voor “zenuwachtigheid ’t allenkant en een razend vertrek”. De Olympisch kampioen en wereldrecordhouder won deze wedstrijd drie maal. In atletiekkringen werd luidop de vraag gesteld waarom Gaston Reiff wel aantrad in Kapellen en niet bij andere clubs uit het Antwerpse. Bindmiddel was de band tussen oefenmeester Alavoine, die als soldaat in Hoogboom bij de Kapelse club zijn eerste trainingen kreeg, en mede-stichter en ere-lid van “Athletic Club Cappellen” oud-commandant Gillard. Het was trainer Alavoine die er telkens voor zorgde dat zijn atleet, met een sterke Union-ploeg, aan de Kapelse sportliefhebbers kon voorgesteld worden.
In 1950 won Reiff voor de Noord-Franse atleet A.Wartelle, zijn Union-ploeggenoot Robert Schoonjans, de Antwerpenaar J.Claessens en nog een bekende Union-man Etienne Gailly. Eén jaar later, ter gelegenheid van het 30-jarig bestaan van de club, oogde de deelnemerslijst van de “5de Heropstandingsprijzen” erg internationaal. Atleten uit Frankrijk en Nederland gingen de strijd aan met de beste Belgische lange-afstandlopers. De Olympisch kampioen won opnieuw. Nu zorgden Nevens en Schoonjans voor een compleet Belgisch podium, met de Fransman A. Wartelle op de ongelukkige vierde plaats.
De “6e Heropstandingsprijzen” in 1952 werden aangekondigd als de grote schok tussen “het meestertrio Reiff-Theys-Herman”. Na de cross titelde een krant echter : “De cross van Kapellen : een sisser”. Gaston Reiff startte, Theys van Union St.Gillis bleef weg en Herman kreeg geen starttoelating van zijn club A.S.V. Oudenaarde. Niet alleen kreeg het Kapelse clubbestuur kritiek op het onvoorzichtig rondstrooien van klinkende namen, ook de wanorde door de kleine omloop ging over de hekel. De ploeg van Union St.Gillis domineerde de koers met 5 atleten op de eerste 5 plaatsen : Reiff, Leblond, Van den Reijdt, Schoonjans en Vermeersch. De overwinning leverde Reiff een pak lakens ter waarde van 1205,50 frank op. In 1953 zorgde de overstromingsramp voor het afvoeren van de “7de Heropstandingsprijs”. Het bestuur achtte het ongepast om in deze moeilijke tijden natura-prijzen in te zamelen bij de lokale middenstanders. Een nieuwe editie kwam er niet.
DE SLAPPE JAREN ’50
In 1951 had “Athletic Club Cappellen” heel wat te vieren. De club bestond 30 jaar en de koning verleende haar de titel van “Koninklijke Maatschappij”. Het koninklijk predicaat zorgde tijdelijk voor de afkorting “K.A.C.C.”, voluit “Koninklijke Athletic Club Cappellen”. Er werd echter een domper op de feestelijkheden gezet door het overlijden van ere-voorzitter Barend Mutsaers. Het financiële vangnet van de club was hierdoor verdwenen en dat werd al meteen merkbaar. De club ging op zoek naar nieuwe inkomsten : het eerste “Bal van A.C.C.” werd op 10 februari 1952 georganiseerd in zaal “Concordia”. Met succes, want na afloop kon de schatbewaarder een winst van 11211,80 frank optekenen. Ook toen bewezen de sportmannen en hun supporters dat zij het natte vocht fel konden smaken. “Toog 1” bracht 4056 frank in het laatje, “Toog 2” 4003 frank en “Toog 3” 5456 frank. Brouwer Commissaris presenteerde een bierrekening van 5903 frank. Het “Orkest BAWS” kostte 3000 frank, de zaal 4885 frank, de “reklaam gazet” 100 frank, “3 afwas-vrouwen” 375 frank en “2 werkvrouwen opkuisch zaal” 250 frank. Vanaf 1 oktober 1952 werd ook, voor het eerst in de geschiedenis van de club, een lidgeld voor de atleten ingevoerd (25 frank per seizoen) en de wedstrijdverplaatsingen betaald door de club werden tot het minimum beperkt.
Inmiddels had Jules Van Cuyck het secretarisambt doorgegeven aan Frans Willaert en namen. Kamiel Calluy (oud-atleet van F.C. Mechelen), Arie Hölscher en Jos De Borger de trainingen op zich. In “Het hoekje van de trainer”, een mededeling voor de atleten, gaf de nieuwe trainer zijn kijk op de oefenbereidheid van de K.A.C.C.-ers : “Over het algemeen doe ik de indruk op dat de K.A.C.C. Athleten wel willen wedstrijden betwisten, maar er voor oefenen, dat is wat anders”” en “…door u aan te sluiten bij K.A.C.C. hebt ge allen de verbintenis aangegaan om uwe beste krachten tijdens uwe vrije tijd te wijden aan de beleving van uwe geliefde athletiek sport en al te doen wat persoonlijk in uw macht ligt om door oefening (systematische of geleide training) het tot iets te brengen in de sport … dit alles met het oog op uw gezondheid, wilskracht en karaktervorming, zo bevorderlijk door regelmatige oefening. Zijt u daar allen van bewust ?”.
De club richtte zich in het winterseizoen sterk op het veldlopen. Vanaf oktober werd gestart met oefencrossen in Putte, Stabroek, Hoevenen, Mariaburg en Kapellen. Dit als propaganda voor de club en de atletieksport, maar ook ter voorbereiding van de cross van “Le Soir”. Deze klassieker werd elk jaar op de clubkalender gezet. Na de wedstrijd werd meermaals een bezoek gebracht aan de drukkerijen van de krant. In 1947 dienden 2 autobussen ingelegd te worden om de 17 atleten, begeleiders en supporters te vervoeren. In 1949 werd de sterkste sportieve prestatie uit de na-oorlogse jaren neergezet : A.C.C. werd in de ploegenrangschikking 4e op 36 deelnemende clubs.
Stevens eindigde 17e, Thijssen 18e, Hölscher 22e en Nagels 43e in de individuele einduitslag.
Ook bij crossen in o.m. Arendonk, Mol, Turnhout, Ekeren, Halsteren (NL), Vlierzele en Niel kon men op vaste Kapelse deelname rekenen.
In het zomerseizoen kwamen de piste-atleten aan bod op eigen organisaties in het voetbalstadion : de “Grote Prijzen van Kapellen”, de clubkampioenschappen, de vijfkamp, interclubwedstrijden met o.m. Duffel, Olse Merksem, Lierse A.C., A.C. Boom en Maccabi. Bij deze clubs ging men ook op tegenbezoek. Naar Merksem gebeurde dit, volgens de oproepingsbrief, uitzonderlijk “per velo”. Ook de “Boulevardloop” in Vlissingen werd trouw bezocht. In 1954 werd de “Van Cuyck-Oosterlinck-meeting” voor kleine clubs georganiseerd, ter herinnering aan de in 1953 overleden oud-bestuursleden. Met de eerste uitgave van de “Vader Blankers-meeting” eindigde het verblijf van K.A.C.C. op het voetbalstadion van “Cappellen Football Club”. Voor de clubkampioenschappen werd uitgeweken naar een open terrein aan het Fort van Kapellen.
OP DE DOOL … EN TOCH WINNEN
Ondanks de problemen met de oefen- en wedstrijdterreinen (er werd elke zondagmorgen getraind in het gemeentepark) werd 1955 op sportief vlak een topper. Het aantal overwinningen en ereplaatsen was niet bij te houden. In de “Vlissingse Boulevardloop” ging A.C.K. met alle clubklassementen aan de haal. Freddy Willems (1e), Armand De Ridder (4e), Vochten (5de) en Clijmans (10de) bij de scholieren; W. Willems (4e), Dielen (5de), L. Janssens (6de) en Pol Vranken (7de) bij de juniors ; Leon Stevens (1ste) en Marcel Gadisseur (3e) bij de seniors waren de speerpunten in de Kapelse ploeg. Leon Stevens verbeterde de tijd van de Nederlander Harting en deed, na Albert Dielen, het wedstrijdrecord voor een tweede maal in A.C.K.-handen belanden. Atleten en supporters vertrokken reeds vroeg naar Vlissingen en maakten er een daguitstap van met een bezoek aan Gent en Brugge.
Ook in de cross “Le Soir” was het prijs : in de eindrangschikking per ploeg werd A.C.K. 3e bij de seniors en 1ste bij de scholieren. In de individuele rangschikking was Leon Stevens 5e (op 2300 deelnemers) bij de seniors, wat de speaker van dienst uit volle borst deed uitroepen : “et voila comme cinquième le formidable crossman de Cappellen”. Van Camp werd 16de (op 890 deelnemers) bij de scholieren.
EEN NIEUW REGLEMENT
1955 werd het jaar van de herziening van het inmiddels bekende “Reglement” uit 1921. De belangrijkste wijziging was de uitbreiding van het aantal soorten leden van 3 naar 4. De werkende leden werden ontslagen van een financiële bijdrage aan de club. De atleten werden als aparte groep opgenomen, maar zij verloren wel hun stemrecht in de algemene vergadering van de club. De nieuwe bepalingen luidden als volgt :
” – Ereleden : zijn personen die belangstellen in de club door hun milden steun of welke grote diensten hebben bewezen.
– Beschermende Leden : zijn de personen met geldelijke bijdrage van minimum 100 frank ’s jaars.
– Werkende leden : zijn het Bestuur en de medewerkers.
– De athleten, doch zonder stemrecht.”
Naast het omzetten in de moderne spelling, werden een aantal bepalingen geschrapt : om lid te worden dienden jonge atleten niet meer te beschikken over de schriftelijke toelating van hun ouders , de boete van 2 frank bij afwezigheid op een algemene vergadering werd opgeheven, de verplichting van de club om de truitjes te kopen en te reinigen verviel en de bepaling dat alle geïnde gelden dienden “tot aanschaffing van benodigheden en steun voor de athleten” verdween.
Kort na de herziening van de statuten, werd de vernederlandsing en modernisering van de clubnaam zichtbaar. Het Engelse “Athletic” werd vervangen door “Athletiek” en de gemeentenaam “Cappellen” moest wijken voor zijn moderne broertje “Kapellen”. Voluit werd het dan “Koninklijke Athletiek Club Kapellen”. De afkorting “K.A.C.K.” viel snel in ongenade en werd omgetoverd tot “K.A.C.” of “Kapellen Athletiek Club”. Ook de gelijkwaardige afkorting “A.C.K.” of “Athletiek Club Kapellen” is nog terug te vinden in talrijke wedstrijduitslagen.
De tweede helft van de jaren ’50 staat in de clubgeschiedenis op organisatorisch vlak als “mager” geboekt. Op bestuurlijk vlak kwamen nieuwe gezichten opdagen : Hölscher, vader en zoon Gadisseur, Willems en Verbeke. De eigen organisaties beperkten zich in de winter tot oefencrossen in het gemeentepark te Kapellen, ter voorbereiding van de cross van “Le Soir” en in de zomer tot de “Vader Blankers-meeting”. In 1956 werd tijdens deze meeting het 35-jarig bestaan van de club sober gevierd. Voor deze meeting werd in het gemeentepark een omloop van 600 meter uitgestippeld over de wandelpaden en over de zachte rode steenweg. Op het programma van deze meeting stonden enkel loopnummers : 600 meter voor kadetten, 600 en 1000 meter voor scholieren, 800-1500 en 3000 meter voor juniors en seniors. Ook aflossingen werden gelopen : 4 x 1/2 ronde voor gemengde ploegen (kadetten/scholieren en juniors/seniors) of 4 x 1 ronde voor juniors/seniors. De kleedkamers bevonden zich in het kasteel Beaulieu, de “prachtmedailles” werden uitgereikt in café “Des Sports”.
Met het overlijden van mede-stichter en voorzitter Louis Blankers, kort voor zijn 85-ste verjaardag, werd in 1958 een tijdperk afgesloten. Sinds 1921 en tot aan zijn dood stond deze atletiekfanaat aan het roer van zijn club. Een journalist, die de Kapelse club op de voet volgde, schreef kort voor zijn overlijden in een franstalige krant (vrij vertaald) :
“Men bewondert de vaderlijke zorg waarmee hij waakt over de gezondheid van zijn atleten. Altijd op de bres, steeds een helpende hand bij de trainingen, altijd een bemoedigend woord voor iedereen. Spijtig dat niet meer clubverantwoordelijken beschikken over zijn inzet … en zijn gezondheid. In zijn club noemen zij hem allen “Vader Blankers”, want hij gedraagt zich als een echte vader.”
Die, in het artikel fel geprezen, gezondheid liet hem in de steek. De laatste van de stichters van de club verdween stilletjes uit het bestuur. … en zijn “Koninklijke Athletiek Club Kapellen”, de club die hij in goede en kwade dagen geleid had, moest op zoek naar een nieuwe voorzitter. Louis Gijsen, kolenhandelaar in de Stationsstraat, nam de voorzittershamer over.
De heer M. Goor, leraar lichamelijke opvoeding aan het het Koninklijk Atheneum te Kapellen, startte met “lichaamsoefeningen” op de trainingen. Zijn aanwezigheid leverde meteen een toevloed van jonge atleten uit deze school op. Voor het eerst werden ook miniemen aangesloten.
De pogingen om in het gemeentepark atletiekmeetings te organiseren werden stopgezet. Op het einde van het crossseizoen, in 1960, werd gestart met de “Grote Sluitingsprijzen der Grens”, een “internationale” cross voor alle categorieën. Het internationale karakter kwam er vooral door de deelname van clubs uit de grensstreek (Halsteren, Steenbergen, Ossendrecht) en individuele atleten uit België en Nederland. De atleten vertrokken aan het café “In den Tol” bij de bekende sportman Eugène Thijssen voor een parcours van 600 meter (miniemen) tot 6450 meter (seniors). De 3de uitgave in 1962 betekende al het einde van deze crossen.
VAN PATOBKA NAAR HET GEMEENTEPARK
40 JAAR
Op de drempel van het 40-jarig bestaan van de club, volgden de noodkreten rond de Kapelse club elkaar op. De kosten voor de club (verplaatsingen, verzekeringen, bondsbijdragen voor haar 38 atleten) tastten de kas zorgwekkend aan.
In mei 1960 vroeg de club, voor het eerst in haar geschiedenis, om geldelijke steun aan het Kapelse gemeentebestuur. In 1961 werd een speciale toelage van 1000 frank verleend, vanaf 1962 werd 10 frank per sportend lid uitbetaald. Voor 1962 betekende dit 340 frank, voor 1963 al 360 frank !
In het weekblad “De Polder” verscheen een ontluisterend artikel over de club :
“Met Kapellen A.C. is het erbarmelijk gesteld ! De club, en dan nog wel een Koninklijke, die nu haar 40-jarig bestaan viert met een flink aantal atleten van prima gehalte, beschikt over niets ! Buiten een weinig versleten materiaal en de rest zelf aangekocht door de atleten, moeten deze jongens hun plan trachten te trekken in het park waar niets in orde is. We menen gerust te mogen zeggen dat deze toestand onduldbaar is. Hier moet ingegrepen worden !”
En verder : “Een eerste redmiddel is dat het bestuur van Kapellen A.C. uit zijn slaap moet geschud worden. Er zijn in het bestuur mensen die 100 % aan hun plichten te kort komen. Deze bestuursleden dienen de handen uit de mouwen te trekken of anders van het voorplan te verdwijnen. Ook het gemeentebestuur zou hier wel eens een handje kunnen toesteken. We menen wel te mogen zeggen dat de atletiekclub hier recht op heeft.”
En tot slot : “Het is thans vijf minuten voor twaalf. Onze atleten verdienen beter en hebben recht op meer ! Het moment is daar dat de dappere generaal Frans Willaert eens krijgsraad houdt en een einde stelt aan de chaos waarin zijn club leeft. Onze atleten rekenen op en u en u zult zeker ook bij de anderen de nodige steun vinden.”
Bij de viering van het 40-jarig bestaan, een viering in mineur, volgde vanuit de club nog een vertwijfelde oproep om betere faciliteiten :
“…we hopen dat er in ons Kapellen ook een gemeentelijk sportstadion zal komen, zoals in zovele dorpen uit het omliggende, waar alle sporttakken zich zullen thuis voelen en hun geliefkoosde sport zullen kunnen uitoefenen tot genoegen van de Kapelse bevolking en dit vóór Kapellen A.C. 100 jaar zal bestaan.”
PATOBKA
De atleten gingen ondertussen, op andere meetings, met succes hun gang. Ere-plaatsen op sterk bezette wedstrijden en provinciale kampioenschappen vielen bij bosjes in de Kapelse schoot. Hubert Hendrickx zorgde in 1961 voor dé top-prestatie. Na eerdere podiumplaatsen op de nationale kampioenschappen bij de scholieren en juniors in ver- en hinkstapspringen, werd hij in het Heizelstadion Belgisch kampioen verspringen bij de seniors 2de categorie. Met 6,75 meter versloeg hij P. Janssens van Racing Brussel met 1 centimeter. En dat voor een atleet van een club die niet eens beschikte over een goede springinstallatie. Het gebrek aan degelijk materiaal wordt nog beter geïllustreerd met het verhaal van zijn eerste polsstok-ervaring. Om deel te nemen aan de meerkamp-kampioenschappen (samen met Eugène Leys), waar polsstokspringen op het programma stond, werd gezocht naar een stok. De club had er geen. Met een zware gasbuis van ongeveer 4 meter lengte, een schop om te graven, zand om te landen en een kuil van 15 cm. als insteekbak werd geoefend. Met deze ludieke voorbereiding lukten beiden 2,90 meter. In zijn nieuwe club Antwerp A.C., die hem met een miljoenencontract (een paar spikes en een paar pantoffels) lokte, kon hij later wel met de nieuwe materialen oefenen. Als trainer keerde Hubert terug naar de club waar hij als kadet de eerste stappen zette van een succesvolle atletiekcarrière.
Alle onheilstijdingen leken toch voor enige verandering te zorgen. In oktober 1961 werden door Frans Willaert en Louis Gijsen besprekingen gestart met de Paters Oblaten te Kapellen. Op de terreinen achter de kapel van deze orde, tussen de Essenhoutstraat en de Binnenweg, werd een sport- en speelterrein aangelegd voor kinderen van minder-begoede ouders. “PATOBKA”, de vereniging die was opgericht om dit terrein te beheren (en waar ook atletiek-voorzitter Louis Gijsen als voorzitter optrad) kwam tussen in de financiering van de uitbouw van het terrein.
Naast de speeltuin, een basket- en volleybalveld en een clubhuis, kon Kon. Atletiek Club Kapellen er ook de nodige atletiekaccomodatie aanleggen. In een eerste fase (1962) konden enkel de springstanden (hoog- en verspringen) en de kogelring aangelegd worden. Later volgde een 200 meterbaan in sintel. Vóór het pisteseizoen 1964 werd een laatste wagon asse gestort om het rechte stuk te vullen. Het harde labeur werd verricht door de Kapelse rijkswachters Maes en Kerremans. Ook een goed verwarmde kleedkamer en een magazijn kon bijgebouwd worden. PATOBKA investeerde 700.000 frank in gebouwen, omheiningen, toestellen, enz. Bij het einde van de werken kreeg de atletiekclub een schenking van 5000 frank als vergoeding voor de gepresteerde werken aan de sportvelden.
Op 31 mei 1964 werd de piste plechtig ingezegend door pater Daniël Albers, provinciaal van de Paters Oblaten. Een receptie, demonstratiewedstrijden volleybal en een eerste atletiekmeeting met 160 deelnemers stonden op het programma. De toeschouwers betaalden 5 frank toegangsgeld. OLSE; A.C. Stabroek, BAVO, Excelsior Putte, Halsteren en de meisjesafdeling van Beerschot A.C. waren present.
Naast loop- en kampproeven voor de jongens, werden er ook wedstrijden voor meisjes georganiseerd : de kadetten-meisjes liepen 80 meter; de scholieren, juniors en seniors 100 meter. Eind 1962 was immers de beslissing gevallen om, voor het eerst in de geschiedenis van de club, ook vrouwelijke atleten aan te trekken. Eén jaar later stonden er 5 meisjes op de ledenlijst. Na een grote ledenwervingscampagne kregen zij het gezelschap van 31 jongens.
Na 42 jaar verblijf in café “Des Sports” diende de club in 1963 haar clublokaal te verlaten. De bezittingen van de club (een trofeeënkast met een uitgebreide collectie bekers en plaketten) werd op een diefje overgebracht naar het nieuwe clubhuis.
De nieuwe PATOBKA-accomodatie zorgde voor een felle opstoot in de activiteit van de club. Het aantal trainingen werd uitgebreid (voortaan op woensdagnamiddag én op zondag), een aantal sportieve en toeristische uitstappen werd ingelegd en de organisatie van eigen wedstrijden werd terug opgenomen. In 1965 werd de “Frans Dielen-meeting” en de “1/2 Marathon der Grens” voor het eerst betwist. Van de meeting werd een echte familie-activiteit gemaakt : tijdens de wedstrijden was er een buffet in het clubhuis en er was speelgelegenheid voor de kinderen. De halve marathon in Putte, een baankoers met 7 rondjes van 3 kilometer op het grondgebied van de gemeenten Stabroek en Kapellen, kende een sterke bezetting met atleten uit Duitsland (Hannover en Berlijn), Nederland (THOR Roosendaal en Olympia Halsteren) en België (A.C. Barvaux, Antwerp A.C., Waregem A.C., Union St.Gillis en Olympic Brugge). Hij werd gewonnen door lange afstandsspecialist Aureel Van den Driessche. De Kapelse ploeg (Leo Stevens, Rik Van Linden, Georges Van Linden en Jan Wilten) won de ploegenrangschikking. Dit waren echter de schaarse hoogtepunten, de club zonk toen in een diep dal door een gebrek aan atleten en bestuursleden.
PISTE GEMEENTEPARK
Een reeks scherpe artikels in de lokale pers, overtuigde de Kapelse gemeentevaderen om ook voor de atleten een sportaccomodatie uit te bouwen. In 1965 werd gestart met de aanleg van een voetbalveld met atletiekpiste in het gemeentepark te Kapellen. Met deze verwezenlijking leek eindelijk een einde te komen aan de omzwervingen van de atletiekclub. In maart 1966 kon de piste voor de zomertrainingen in gebruik genomen worden. Organisatorische problemen zorgden er echter voor dat de bouwwerken aan de kleedkamers felle vertraging opliepen. Voor de wintertraining werd dan ook noodgedwongen het PATOBKA-lokaal verder als uitvalsbasis gebruikt.
Op 1 juli 1967 werd de piste voor het eerst gebruikt voor een atletiekmeeting. Deze ingebruikname ging bijna onopgemerkt voorbij. Geen officiële plechtigheid, geen lokale hoogwaardigheidsbekleders, geen toespraken … maar dat had zo zijn redenen. De kleedkamers waren het stadium van de ruwbouw nog steeds niet voorbij.
Een journalist beschreef het zo :
“De vele mensen die te Kapellen hard wroeten om hun installatie tot één der mooiste van de provincie te maken, voelen zich nog steeds tekort gedaan door de erbarmelijke toestand van de kleedkamers, nog steeds in ruwbouw, zodat de atleten met hun voeten in het zand … van de kleedkamers staan en een W.C. in de omliggende bossen moet worden gezocht !”
Sportief werd deze meeting een meevaller : 250 atleten kwamen aan de start, een massa persoonlijke en clubrecords werd verbeterd en de zachtlopende piste werd unaniem goedbevonden.
Boegbeeld Frans Willaert zorgde na de meeting voor een verrassing van formaat : op de dag dat hij met pensioen ging kondigde hij zijn ontslag aan als clubsecretaris, een functie die hij gedurende 17 jaar (vanaf 1950) had uitgeoefend. Hij was niet alleen secretaris, maar hij bekleedde zowat alle posten, tot meeting-bouwer, starter en zelfs omroeper toe. De beslommeringen omtrent de aanleg van de nieuwe piste lagen mee aan de basis van zijn vertrek.
Frans Willaert was de spil van de club, de andere bestuursleden speelden hun rol pro-forma. Of zoals een oud-atleet het stelde : “Frans Willaert was A.C. Kapellen én A.C. Kapellen was Frans Willaert”. De prettige sfeer en de goede gang van zaken in de club stonden voor deze kunstsmid, werkzaam bij General Motors, centraal. Soms leidde dit wel eens tot botsingen met de atleten, die een moderne en prestatiegerichte kijk op de atletieksport hadden. Als begeleider wenste hij niet dat zijn atleten te veel trainden en dat zij meer dan 1 meeting per maand betwistten. Sommige jongeren wilden méér.
In één van de jaarverslagen van zijn hand legde hij zelf de oorzaak van deze generatie-kloof uit : “De hedendaagse jeugd is dezelfde niet meer van over 30 jaar, dringt ze niets op, zij willen vrij zijn. Wij ouderen, die nog houden van de oude stijl, dienen zich aan te passen of ge loopt verloren.”
Ook de andere bestuursleden konden meermaals op zijn kritiek rekenen. De secretaris stond er meestal alleen voor wanneer er snelle beslissingen dienden genomen te worden op de trainingen. Hij hoopte op meer aanwezigheid van de andere bestuursleden : “zodoende zullen vele atleten zien dat Frans Willaert niet alleen heel de atletiek is.” Het lijkt er op dat zijn herhaalde klacht bestemd was voor dovemansoren.
In de pers werd zijn persoon door de atletiekmedewerker van een franstalige krant als volgt omschreven (vrij vertaald) :
“Frans Willaert, duivel-doet-al en secretaris van de club, waaraan hij al zijn vrije tijd opoffert. Altijd aanwezig waar zijn club, waarvan hij de ziel is, zich bevindt, leidt hij zijn atleten met een vaderlijke en kordate welwillendheid”
Op algemeen verzoek werd hij tot ere-secretaris van de club benoemd. Kort voor zijn ontslag werd, op zijn initiatief, opnieuw een “atleten-bestuur” geïnstalleerd. Deze jonge clubleden moesten uitkijken naar nieuwe sportieve en ontspannende activiteiten en naar mogelijkheden om de financiële toestand van de club bij te spijkeren. Samen met de clubsecretaris trokken zich ook een aantal andere bestuursleden terug, een échte generatiewissel werd doorgevoerd. Uit het “atleten-bestuur” werd een nieuw bestuurstrio gekozen : Pol Vranken (voorzitter), Guido Gijsels (onder-voorzitter) en Rob Lambert (secretaris). De nieuwe secretaris gaf vrij snel de functie over aan Alfons “de Fons” Peeters, die reeds vanaf 1963 in het bestuur zetelde. Het aantal atleten was inmiddels fel gestegen : 52 jongens en 18 meisjes trokken het wit-groene shirt aan.
EEN FRISSE WIND
J.A.A.K.
In 1969 kreeg de club er een broertje bij. Het succes van het 4de leerjaar tijdens de “Sport- en Spel-Olympiade” te Ekeren, deed de Gemeentelijke Jongensschool van Hoogboom besluiten om meer deel te nemen aan crossen. Via schoolcrossen werd overgestapt naar officiële clubcrossen, steeds onder begeleiding van K.A.C.-lid Alfons Peeters. De nood om in clubverband op te treden deed zich voelen en er werd een vaste band gelegd met de Kapelse atletiekclub. Op 15 januari 1969 werd “J.A.A.K.” boven de doopvont gehouden, financieel en moreel gesteund door de moederclub en door de school. Het letterwoord “J.A.A.K.” stond voor “Jongeren Afdeling Atletiek Klub” Hoogboom. Schoolcrossen, sportwedstrijden van jeugdbewegingen, clubcrossen en ontspannende activiteiten werden opgezet voor de jonge atleten.
“J.A.A.K.” werd ook de organisator van de schoolcrossen “Den Haasdam” en van de “Nationale Cross Den Haasdam” voor de categorieën kadetten, scholieren, juniors en seniors. Deze cross werd betwist op terreinen rond de manège St.Hubert en in de Claessensdreef te Hoogboom. In 1972 won Paul Thijs (Sgola) vóór Karel Lismont (F.C.Luik) en Marc Smet (Sgola) de wedstrijd van 7000 meter bij de seniors. De atleten konden tijdens de winter oefenen in zaal “Den Haasdam”, in de Gemeentelijke Jongensschool van Hoogboom en vanaf 1970 in de gemeentelijke turnzaal aan de Hoevensebaan te Kapellen. Door de sterke binding met K.A.C. stroomden een aantal jongeren door naar het grote werk bij de Kapelse club.
Eind 1970 werd, met het oog op de viering van het 50-jarig bestaan, door de Koninklijke Belgische Atletiekbond een onderzoek ingesteld naar het ontstaan van de Kapelse club. Toen werd bevestigd dat in het proces-verbaal van de Algemene Vergadering van 1922 reeds melding werd gemaakt van de aanwezigheid van Kapelse bestuursleden. De opzoekingen bleven nutteloos … in 1971 werd er géén viering van het halve-eeuwfeest opgezet.
EEN FRISSE WIND
Na de ingebruikname van de atletiekpiste in het Kapelse gemeentepark werd een waaier van eigen organisaties opgezet. Ontmoetingen met clubs uit de regio, clubkampioenschappen in de vorm van meerkampen voor alle categorieën, meetings met enkel kampproeven, avondmeetings, een jongeren-criterium voor niet-aangeslotenen … konden echter niet verdoezelen dat de club een geringe activiteit ontwikkelde.
In 1974 kwam er terug beweging in. K.A.C. ontdekte opnieuw de dames-atletiek. Voor de tweede keer in de geschiedenis van de club werd een dames-afdeling opgestart. Monique Dockx, tweevoudig Belgisch kampioene 800 meter bij de juniors en één van de eerste dames die ons land vertegenwoordigde op de landenveldloop, nam de trainingen van de meisjes op zich. De uitbreiding van de club (eind oktober 1974 werden 450 leden genoteerd) zorgde voor een explosieve groei en verspreiding van de oefenplaatsen : zaal “Den Haasdam”, de gemeentelijke turnzaal aan de Hoevensebaan, de jongensschool van Hoogboom en het gemeentepark doken in de trainingsschema’s op.
In oktober 1974 werd de club de toegang tot de gemeentelijke turnzaal te Kapellen tijdelijk ontzegd. De jonge atleten werden verdacht van “slingeren aan de gordijnen, met beschadigingen tot gevolg. ” In K.A.C.-middens werd dit steeds ontkend … maar de club kon wel op zoek naar een nieuwe oefenruimte voor de wintertraining. Met de beheerraad van “Verli” werd een overeenkomst gesloten tot gebruik van de zaal opgericht door de liberale beweging te Kapellen. De keuze voor dit politiek gekleurde lokaal aan de Hoevensebaan zorgde blijkbaar voor enige rimpeltjes in het club-huishouden.
Meer deining veroorzaakte een beslissing van het bestuur (met inmiddels Victor Valckenborgh als voorzitter) op het einde van 1974. De verplaatsing per autobus naar wedstrijden werd stopgezet. Uitzondering op de regel werd gemaakt voor de interclubwedstrijden en kampioenschappen.
Volgens het bestuur waren de prestaties van de atleten aan de lage kant door een gebrek aan training. Met als leidraad “onze club is géén reisgezelschap” besloot men tevens om atleten die niet deelnamen aan thuiswedstrijden niet meer te selecteren voor verplaatsingen.
Tijdens het winterseizoen 1974-1975 werd de “Kapelse Cross-competitie” opgezet. De wedstrijden stonden open voor leerlingen van de Kapelse scholen en inwoners van de gemeente Kapellen. Naargelang de leeftijd werd een wedstrijdloop of prestatieloop van 500 tot 2200 meter betwist in het gemeentepark. Deze wedstrijden werden door de club aangegrepen als propagandamiddel. K.A.C. stelde een budget van 10.000 frank ter beschikking voor medailles en herinneringsprijzen voor de circa 100 deelnemers aan de 5 wedstrijden van deze competitie. Alle deelnemers werden tevens geïnformeerd over bestaan en werking van de atletiekclub te Kapellen.
Op het vlak van de accomodatie was er in 1977 goed nieuws te rapen. Het gemeentebestuur had besloten om de piste, na 10 jaar, een grondige opmaakbeurt te geven. Eind 1978 vroeg K.A.C. toelating tot het opbouwen van een discuskooi, een vraag die positief beantwoord werd door het Kapelse gemeentebestuur. De uitvoering door K.A.C. liet echter lang op zich wachten. Ook de toelating om bij de trainingen gebruik te maken van de kleedkamers in het gemeentepark werd verleend.
Begin 1979 volgde dan het verzoek om een aanloop voor het speerwerpen aan te leggen. Na een positief beslissing van het schepencollege werd deze aanloopstrook aangelegd door het gemeentepersoneel. Inmiddels had de club er twee nieuwe trainingsplaatsen bij : de sportvelden aan de Frans De Peuterstraat voor de zomertraining en de turnzaal van de Broedersschool. In akkoord met turnkring Patria en mits een vergoeding van 1000 frank kon K.A.C. hier terecht tijdens het winterseizoen. Om alle nieuwtjes tot bij de leden te krijgen werd, naast het clubblad met ongeregelde verschijning, een mededelingenblad verspreid.
In 1978 werd K.A.C.-scholiere Karina Denis opgeroepen voor deelname aan de B-interland Frankrijk-België in het stadion van Ascq-Villeneuve nabij Rijsel. Zij werd opgesteld in de aflossingsploeg voor de 4 x 400 meter met Rita Thijs, Ingrid Hannes en Viviane Deprez. De Belgische dames wonnen. Dit was de eerste vrouwelijke atlete van de club die een dergelijke uitnodiging in de bus kreeg. In het verleden waren Hubert Hendrickx (18 selecties) en ver- en hinkstapspecialist Frans Cornelissens (2 selecties) reeds in de mannenploeg aangetreden. Karina Denis traint momenteel de jonge KAPE-atleetjes en is nog steeds terug te vinden in de top-tien-ranglijsten van de club. Tot op heden is zij nog steeds houdster van wat misschien wel het sterkste clubrecord is : de 400 meter bij de kadetten meisjes.
Op organisatorisch vlak was de club ingeschakeld in het nationaal criterium voor niet-aangeslotenen van de K.B.A.B. Jaarlijks werd één van de selectiewedstrijden voor 12 tot 17-jarigen in het gemeentepark afgewerkt. De winnaars konden via provinciale finales tot in de nationale finale op de Heizel doordringen.
NIEUWE ORGANISATIES
Bij de start van de 80’er jaren onderging de club niet alleen structurele veranderingen, ook op sportief vlak vielen een aantal opmerkelijke nieuwigheden te noteren. In 1981 startte de KRAK-competitie voor pupillen en miniemen, in 1982 de “Grote Prijs J. Kerstens”, in 1983 de “Wolvenbosloop” en de “Grote Prijs Luma”, in 1985 de eerste editie van de KRAK-competitie voor kadetten en scholieren.
De “Grote Prijs J. Kerstens” werd vanaf 1982 georganiseerd met de financiële steun van het gemeentebestuur. Bij zijn overlijden in 1976 had vrijgezel en ondernemer Jan “Trap” Kerstens, vroeger onder-voorzitter van K.A.C., een legaat ter beschikking gesteld van de gemeente. De gronden en gebouwen van zijn bedrijf aan de Chr.Pallemansstraat werden geschonken aan de gemeente. Als tegenprestatie diende Kapellen jaarlijks een aantal sportmanifestaties te steunen, de atletiekmeeting van K.A.C. werd er één van. De “Grote Prijs J. Kerstens” was van bij de start een driekamp voor pupillen en miniemen met als inzet de wisselbeker “Jan Kerstens”. Bij de eerste edities was het een wedstrijd op uitnodiging, met de deelname van de Nederlandse “Diomedon Atletiekvereniging” uit Steenbergen en de clubs uit de KRAK-competitie; later werd het een “open” wedstrijd. In 1987 werd de laatste meeting ter herinnering aan Jan Kerstens geprogrammeerd.
Met de KRAK-competitie werd in 1981 een regelmatigheidscriterium voor jongeren in het leven geroepen. K.A.C. startte samen met de clubs Sorghvliedt (Hoboken), AKEK (Ekeren) en ATLES (Essen). Met deze competitie werd gemikt op de veelzijdigheid van de jonge atleten. Alle proeven dienden immers minstens 1x betwist te worden om in aanmerking te komen voor de eindklassering.
Naast de individuele klassementen, werd ook een clubklassement per categorie en een algemene clubrangschikking (alle categorieën samen) opgemaakt. Nieuwe clubs traden nog tot de competitie toe : A.C. Brasschaat (1982), ABES Edegem (1983) en S.V. Aartselaar (1984). Eind jaren ’80, na het terugtrekken van Sorghvliedt, ABES Edegem en S.V. Aartselaar werd het even een strikt Noord-Antwerpse bedoening, maar met de komst van Antwerp A.C. (1988) en A.C. Lierse (1991) werd het selecte clubje terug uitgebreid. Tot 1988 was deze competitie uitsluitend bestemd voor pupillen en miniemen, bij de invoering van de categorie benjamins in 1989 konden ook zij aan de slag in de KRAK.
De eerste KRAK-titels voor groen-wit kwamen van Steve Van De Velde (bij de pupillen jongens) en Sandra Vogels (bij de pupillen meisjes) in 1981. In de lange KRAK-geschiedenis volgden talrijke Kapelse atleten dit goede voorbeeld. In alle categorieën kwamen zij op het hoogste schavotje en de oogst aan medailles en bekers is niet te tellen. 1991 werd voor KAPE een top-jaar : 5 individuele titels (op 6), 4 clubklassementen (op 6) en het totaalklassement verhuisden naar Kapellen. Ook in 1995 titelde het weekblad “De Polder” : “Atletiekclub Kapellen wint KRAK-competitie”. Nu gingen 3 individuele titels (op 6), de helft van de clubklassementen (3 op 6) en een record-aantal podiumplaatsen (9 op 18) naar KAPE. Het totaalklassement werd gewonnen vóór de clubs AKEK, A.C. Antwerp, ESAK, A.C. Lierse en A.C. Brasschaat.
Eerst in 1985 en na een tijdelijke onderbreking opnieuw in 1994 werd voor de kadetten en scholieren eveneens een regelmatigheidscriterium toegevoegd. Ook zij konden op een aantal meetings van de deelnemende clubs punten verzamelen voor hun individuele en clubrangschikkingen. En om ook in de winter in de KRAK-sfeer te blijven organiseerde Sorghvliedt in de Sportschuur in Hoboken een indoor-versie, waaraan vanaf 1981 telkens Kapelse atleten deelnamen.
De “Wolvenbosloop” werd in 1983 op poten gezet door het Wolvenbos-comité, een groep van lange afstandslopers. Aanvankelijk was de club niet bij de eigenlijke organisatie betrokken, individuele leden werden wel bereid gevonden om hun medewerking te verlenen. Rond het “Wolvenbos” aan de Heidestraat werd een 10-mijl-parcours uitgestippeld in een groene, natuurrijke, omgeving. Bij de eerste “Wolvenbosloop” kwamen 200 deelnemers opdagen, bij de volgende was dit aantal al verdubbeld en dat grote deelnemersveld bleef ook zo. In 1985 werd de volledige organisatie van de “Wolvenbosloop” overgenomen door KAPE. Aan de 10 mijl werd een jogging van 2,5 en 5 mijl toegevoegd. De 7de “Wolvenbosloop” in 1989 werd de laatste uit de reeks van wat een ervaren afstandsloper omschreef als “het mooiste parcours waarop we ooit hebben gelopen”.
V.Z.W.
Tot 1982 was de “Koninklijke Athletiek Club Kapellen” een feitelijke vereniging. In dat jaar besliste de V.A.L. (Vlaamse Atletiek Liga) dat al de aangesloten verenigingen de vorm van een V.Z.W. moesten aannemen, dit om rechtspersoonlijkheid te krijgen. In Kapellen werden vanaf april 1982 de voorbereidingen getroffen om over te stappen naar deze rechtsvorm, wat meteen betekende dat de structuur en de statuten van de club dienden aangepast te worden.
Op 1 juli 1983 (bijlage Belgisch Staatsblad 24 mei 1984) werd de V.Z.W. “Koninklijke Atletiek Klub Kapellen” opgericht door Henrietta Bogers, Paul De Beukelaer, André Lodewijckx en Alfons Peeters. In de statuten werd een nieuwe opdeling van het ledenbestand ingevoerd :
“De vereniging is samengesteld uit :
a) sportbeoefenaars : leden die aangesloten zijn bij de Vlaamse Atletiek Liga en zich onderwerpen aan een jaarlijks medisch onderzoek.
b) effectieve leden : leden die betrokken zijn bij de werking van de vereniging.
c) ere- en beschermende leden : leden zonder stemrecht, die de vereniging materieel, financieel of moreel steunen.
De geldelijke bijdrage van de leden wordt jaarlijks door de raad van beheer vastgesteld.”
In de voorbije jaren werden herhaaldelijk aanpassingen aan de statuten doorgevoerd. Soms ging het om wijzigingen van structurele aard, meestal echter waren het personenwissels. Na de vier oprichters werden volgende personen, voor korte of lange tijd, in de Raad van Beheer opgenomen :
Edgard Van der Avert en Lambert Veestraeten (1985); Romain Poppe en Ludo Denis (1986); Jan Neys, Angèle Jansen, Paul Sauviller en Leo Van Zele (1989); Lars Van Moer (1990); Hubert Hendrickx en Herman Goris (1992), André Gorts (1993) en Dirk Deckers, Eddy Dierckx, Sonia Peeters en Paul Raepsaet (1994).
Dat de V.Z.W.-vorm voor de club de meest aangewezen was, konden we al in 1921 vermoeden. In artikel 6 van het “Reglement” stond toen al te lezen :
“De club is zonder uitbating van winstbejag”
Samen met de V.Z.W.-statuten werd in 1983 meteen ook de nieuwe afkorting van de clubnaam -“KAPE” – geregistreerd. Met deze afkorting werd ook de viering van het 75-jarig bestaan van de club in 1996 aangekondigd : “KAPE 75”. De eerste voorzitter van de V.Z.W. werd André Lodewijckx, secretaris was Alfons Peeters.
SPONSORING
Het hoofdstuk “sponsoring” werd in de jaren ’80 gemeengoed. De club proefde het eerst van meeting-sponsoring in 1983. Met de “Grote Prijs Luma” werd de naam van de Kapelse drukkerij verbonden met een interclubwedstrijd voor pupillen en miniemen (meisjes en jongens). . De prijzentabel vermeldde : “fruit voor elke deelnemer” – “diploma’s voor de deelnemers van de Grote Prijs” en “beker voor de winnende club”. De deelname van A.C. Blankenberge en A.V. Looise gaf deze meeting een meer dan regionaal tintje. A.V. Looise werd zelfs de grote heerser op deze “Grote Prijs Luma” met 6 opeenvolgende overwinningen. Deze hegemonie werd in 1989 verrassend doorbroken door KAPE. Met de overwinning van AKEK in 1990 viel meteen het doek over deze organisatie. De septembermeeting ging voortaan naamloos door het leven.
Op zoek naar inkomsten voor de club – de vlaaienslag en het verzamelen van oud papier waren al vaste waarden geworden – werd in 1986 een sponsor voor de club aangetrokken : de bouwfirma L. Van Wellen (Louis Van Wellen was oud-atleet van de club) beet de spits af. Ook de jeugdmeerkampen in 1989 en 1990 werden door deze firma gesteund. Een redactioneel artikel in het clubblad over de bekwame huizenbouwer én het logo op de clubtruitjes was de tegenprestatie die de club leverde.
In 1992 kwam de firma MORA, leverancier van horeca- en grootkeukenproducten, in beeld. Ook het logo van deze sponsor werd aan de clubtruitjes toegevoegd en op de MORA-meetings was de firmanaam… én de firma-hamburger prominent aanwezig. De natura-prijzen voor de atleten tijdens deze meetings werden een gegeerd object. Tot op heden blijft deze sponsor met de club verbonden.
TITELS
De club wist op provinciale kampioenschappen geregeld met de titel naar Kapellen te komen. Belgische titels waren de club, sinds 1961, niet meer gegund. In 1982 brak Peter Van den Eynden met deze onzalige traditie. Hij werd Belgisch kampioen kogelstoten bij de kadetten. In 1985 was het de beurt aan Monique Denis en Steve Van de Velde. Monique ging met de Belgische eer lopen bij de juniors in het discuswerpen. Steve klopte zijn tegenstanders bij het hinkstapspringen voor kadetten. Peter Van den Eynden mocht in 1986 nogmaals op het hoogste trapje bij het kogelstoten. Met deze titel op zak werd hij in Kapellen ook verkozen tot sportfiguur van het jaar. Hij klopte daarbij verrassend Stanny Van Paesschen, kampioen van België jumping en verkozen tot beste Belgische ruiter van 1986.
De doorbraak van de kampers Monique Denis en Peter Van den Eynden, maar ook Johnny Van den Eynden en Dirk Van der Avert, lag zeker niet aan de uitstekende accomodaties. De “Van den Eyndens” konden enkel krachttraining doen in de garage van Jos Van Hooydonck en Monique Denis moest zich tevreden stellen met de installaties bij haar thuis. In 1985 werd wel de toelating verleend tot de bouw van een discuskooi aan de rand van het voetbalveld. Charles Geudens, Jos Van Hooydonck, Piet Van Dooren en Jos Denis zorgden voor de uitvoering ervan. Het duurde nog tot 1988 voor de bouwaanvraag voor het optrekken van een “powerlokaal” werd ingediend. Enkele “handige harry’s” o.l.v. Ludo Denis zorgden voor de bouwwerken, zodat in februari 1990 de officiële openingsreceptie kon doorgaan.
OP PENSIOENGERECHTIGDE LEEFTIJD
65 JAAR
De club had inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Het gemeentebestuur zorgde voor een verjaardagsgeschenk door de piste te vernieuwen. Deze beslissing leidde tot een uniek moment in de clubgeschiedenis : een betoging naar het Kapelse gemeentehuis ! Een 40-tal atleten, voorzien van spandoeken, toeters en trommels, probeerde de gemeenteraad te overtuigen om de werken te starten in september, nà het atletiekseizoen. Dit stuitte op verzet van de Kapelse voetbalploegen (ook het voetbalveld werd vernieuwd) die de heraanleg in mei wilden laten beginnen. De hele zaak werd een heet hangijzer in de gemeenteraad. Dit twistpunt tussen voetbal en atletiek – het moeilijke lot van zovele atletiekclubs – werd uiteindelijk beslecht in het voordeel van de voetballers. Uiteindelijk werd het een geluk met een ongeluk, want de heraanleg van het grasveld bleek zo complex dat er ook een volledig nieuwe atletiekbaan, mét de door KAPE gevraagde omheining, kwam. Omwille van de werken en de beperkte trainingsmogelijkheden hartje zomerseizoen, zag KAPE wel enkele beloftevolle jongeren vertrekken.
Op 21 september 1986 werd de vernieuwde piste in gemalen natuursteen, waarvoor BLOSO subsidie-steun van 5 miljoen verleende, officieel ingehuldigd. Na het doorknippen van het lint door sportschepen Eddy Bruyninckx, liepen 16 Kapelse gezinnen de gezinskilometer. Aan de openingsmeeting, de “Grote Prijs Luma”, een interclub voor pupillen en miniemen, namen Spado A.V. uit Bergen-op-Zoom, Looise, Atles Essen, Sorghvliedt Hoboken, S.V. Aartselaar en KAPE deel. Als toetje op de taart was er een werpersmeeting met deelname van de beste Belgische werpers. Later op het jaar werd de, inmiddels volledig afgewerkte, piste gebruikt voor de “Grote Prijs Kerstens”, de traditionele driekampen voor pupillen en miniemen.
De viering van 65 jaar KAPE werd besloten met een “Verjaringsbal” in zaal Den Haasdam in Hoogboom. Op het einde van dit feestelijk jaar werd het bestuur van de club grondig herschikt.
Voorzitter André Lodewijckx werd opgevolgd door Romain Poppe en secretaris Alfons Peeters droeg zijn functie over aan Lambert “Bert” Veestraeten, die tot op heden het secretariaat van de club waarneemt.
In 1987 werden twee nieuwe organisaties aan het lijstje toegevoegd. In samenwerking met de Kapelse sportdienst en het gemeentebestuur werd de 1ste “Scholencross” in het gemeentepark gelopen. Leerlingen van Kapelse scholen en inwoners van Kapellen konden deelnemen aan de crossen (met verschillende afstanden naargelang de leeftijd) of de jogging voor ouders. De werpersmeeting, nu onder de naam “Gouden Bol”, kreeg een eigen plaats op de kalender.
SAMENWERKING KAPE-ESAK
De club heeft nooit over een groot recruteringsterrein kunnen beschikken. De atletiekclubs van Brasschaat en Ekeren liggen in de onmiddellijke nabijheid en slechts een paar kilometer verder vinden we de “reuzen” Olse Merksem en Antwerp A.C. Vroeger bestond er ook nog een actieve club in Stabroek. In de 60’er jaren zijn er meermaals gesprekken geweest met deze club, maar nooit kwam het tot een hechte samenwerking. Op het einde van 1987 werden de eerste besprekingen gestart om te komen tot een samenwerkingsovereenkomst tussen de atletiekkernen Kapellen (KAPE) en Essen (ESAK). Onder het motto “samen sterker” werd op 8 januari 1988 een overeenkomst goedgekeurd. Beide kernen vormden samen één ploeg zonder echter hun identiteit te verliezen. De voordelen werden als volgt omschreven :
“- algemene kosten van de atletiekbond moeten maar 1x betaald worden
– het grotere ledenaantal zal meer publiciteit voor de vereniging opbrengen
– het is voor beide kernen een hernieuwde start, wat altijd extra impulsen meebrengt
– de atleten krijgen meer de mogelijkheid om gezamelijk aan wedstrijden deel te nemen (interclubs, aflossingen, wedstrijden op uitnodiging)
– er kunnen gasttrainingen georganiseerd worden, er zal nu een ruimere belangstelling bestaan
– gelet op de goede jeugdwerking zullen we in aanmerking komen voor belangrijke wedstrijden
– op onze thuiswedstrijden zullen we meer volk mogen begroeten
– de klubs die wij met onze jongeren bezoeken zullen graag tot een tegenbezoek bereid zijn
– de betere werking zal er moeten voor zorgen dat er een betere doorstroming komt van onze pupillen en miniemen naar de andere jeugdcategorieën en later naar de seniors.”
In de praktijk behielden beide kernen hun eigen trainingen en organisaties. Voor een fuif, een openluchtfeest met barbecue, een carnavalfeest en het clubkampioenschap werd Essen als thuisbasis gekozen. De atleten traden ook gezamelijk onder KAPE-vlag aan in de wedstrijden en de interclubs. De evaluatie van de samenwerking klonk als volgt : “De samenwerking tussen Essen en Kapellen wordt het best aangevoeld in de interclubs. Deze samenwerking moet nog verder uitgroeien, zodat alle atleten meer mogelijkheden krijgen om zich te ontplooien. 1987-1988 was het begin van een nieuwe periode voor de fusieclub. De uitslagen van de jongeren staan borg voor een mooie toekomst.”
Deze toekomst eindigde in 1992 : ESAK deed een aanvraag bij de VAL tot het oprichten van een zelfstandige club. In het Hemelrijck-park ging men voortaan, los van Kapellen, met stamnummer 451 door het leven.
AFDELING STABROEK
Omdat het voor de jongere atleten niet altijd gemakkelijk was om de trainingen in Kapellen bij te wonen werd eind 1989 een afdeling in Stabroek opgestart. De wintertrainingen werden gehouden in de turnzaal van het PITO (Provinciaal Instituut voor Technisch Onderwijs), vanaf april 1990 werd gestart met trainingen op de nieuw aangelegde piste van het Gemeentelijk Sportcentrum achter het gemeentehuis van Stabroek. Eén jaar later werd de eerste wedstrijd, een medaillemeerkamp voor jongeren, op de nieuwe terreinen gehouden. In 1993, tijdens de actie “1000 voor 1000” van de Stabroekse Sportraad, werd de nieuwe kunststof-aanloop voor ver- en hinkstapspringen ingehuldigd.
Een atleet uit Stabroek zorgde in 1991 voor een nieuwe kampioenstitel : Stefan Gorts werd in Merksem Belgisch Kampioen op de 300 meter horden bij de kadetten. De “Gazet van Antwerpen” wist te melden : “De 15-jarige Stefan Gorts zorgde in de 300 m. horden voor de verrassing. Met kleppers als Brusselaar Gentille aan de start leek hij kansloos. Maar Stefan kwam met de snelste tijd 42″58 door de reeksen en verpulverde in de finale zijn persoonlijk record tot 41″77. Pieken op het juiste moment, zo wordt men kampioen !”
Om de groei van de club op financieel vlak te kunnen bijbenen werd al eens een verrassend initiatief genomen. Zo werd bij de opening van de Liefkenshoektunnel een drankstand door KAPE uitgebaat op de rechteroever bij de uitgang van de tunnel. Ook op de Dorpsdag te Kapellen was KAPE aanwezig : eerst met tweedehandsspullen én een kogelstand op de rommelmarkt in de Stationsstraat, later met een hamburgertent op het Dorpsdag-parcours. Het inzamelen van oud papier voor recyclage werd begin 1991 stopgezet omdat de bergruimte niet langer beschikbaar was.
Ook de “Vlaaienslag” moest het bijltje er bij neerleggen, de “Truffelslag” werd geboren !
Opvallend nieuws viel er te rapen bij het veldlopen, een discipline met een rijke traditie binnen de club. Henri “Rik” Simons werd in 1992 Belgisch Kampioen veldlopen bij de veteranen M60 in Antwerpen. Door de opkomst van het pistewerk was de cross wat in de verdrukking geraakt. Om het tij te keren werd vanuit de club deelname aan het winterse loopwerk gestimuleerd door de “Crosstrofee”, een klassement waarbij de uitslagen van de veldlopen werden opgeteld, én door gezamenlijke deelname aan vooraf uitgekozen crossen in de regio.
Ook voor de jongste atleten werd gezocht naar mogelijkheden om aan wedstrijden deel te nemen in clubverband. Met de St. Martinuscup in Tessenderlo (1989), de KB-Jeugddag van de VAL in Flanders Expo in Gent (1991) en het Jongeren Speerwerpersfestival in Boechout (1992) kon dit. Voor de twee eerste organisaties werd tot op heden steeds gezamelijk busvervoer ingelegd, wat de gezellige clubsfeer ten goede kwam. Deze activiteiten werden ook gebruikt om nieuwe jonge atleten op een speelse manier te laten kennismaken met de wedstrijdsfeer.
SPORTIEVE BLOEI
In 1993 werd weer een belangrijk tijdperk in de club afgesloten. Alfons Peeters, “de Fons” voor de vrienden, trok zich terug uit de club. Atleet, lid van het jonge atleten-bestuur, bestuurslid, secretaris, voorzitter, trainer, duivel-doet-al en jarenlang synoniem voor A.C. Kapellen stopte met zijn atletiekbedrijvigheid die bijna een kwarteeuw verbonden was met de Kapelse club. Opvallend is de manier waarop hij zelf steeds op de achtergrond bleef, al wordt hij door vele van “zijn” atleten als de échte ziel van de club omschreven. Onopvallend … maar toch niet helemaal ! In het tijdschrift “Atletiekleven” van 1987 was hij aan het woord en gaf hij volgende analyse van zijn club : “A.C. Kapellen was een éénmanszaak met éénmans-atleten, zonder échte trainers en zonder échte begeleiding”.
In 1989 was ook nog volgend standpunt in het clubblad te lezen :
“Steeds meer blijkt dat kleine clubs het lastig krijgen om de goede atleten in eigen huis te houden. Kapitaalkrachtige clubs geven er de voorkeur aan goede elementen op te kopen, in plaats van de jongeren zelf op te leiden. De kleine clubs zullen zich hiertegen moeten wapenen, lukt dat niet dan zullen ze afglijden tot clubs die maar kunnen pronken met pupillen en miniemen, maar de andere atleten zullen ze zien vertrekken naar andere clubs. Een samenwerkingsverband tussen de kleine broertjes is een must !”
Het tekort aan trainers bij KAPE was begin jaren ’90 al uit de wereld geholpen met de komst van Paul Sauviller, ex-atleet in de spurt- en hordennummers bij Antwerp A.C. , en Hubert Hendrickx, ex-atleet van de Kapelse club en van Antwerp A.C. Met Ina De Boeck, Karina Denis, Sonia Peeters, Karin Cuypers, Liesbeth Veestraeten, Eddy Dierckx, Dirk Deckers en Johnny Van den Eynden als trainers werd de ruime omkadering van de atleten bestendigd.
In februari 1993 werd André Gorts op een buitengewone Algemene Vergadering van de V.Z.W. tot nieuwe voorzitter verkozen. In hetzelfde jaar werd door een trio Noord-Antwerpse clubs (AKEK Ekeren, A.C.Brasschaat en KAPE Kapellen) een samenwerkingsverband gestart. Later sloot ook ESAK Essen zich hierbij aan. Geselecteerde atleten van deze clubs konden deelnemen aan specialisatietrainingen in verschillende disciplines. Trainingen voor polsstokspringen, hoogspringen, horden en spurt, ver- en hinkstapspringen, kogelstoten en discuswerpen werden door trainers van de deelnemende clubs op de verschillende oefenterreinen geleid. Specialisatietrainingen en intensere begeleiding van de atleten zorgden voor een sterke toename van het aantal KAPE-atleten dat voldeed aan de minima om deel te nemen aan VAL- en Belgische Kampioenschappen.
1995 werd door voorzitter André Gorts als “het sterkste seizoen sinds jaren !!!” omschreven in het KAPE-clubblad. Het lijstje met sterke prestaties gaf hem alleszins gelijk : 3 provinciale indoor-titels, 5 provinciale outdoor-titels, de selectie van 2 KAPE-atleten voor de nationale meerkampploeg, de provinciale kampioenstitel aflossing 4 x 100 m. alle categorieën en als hoogtepunt … 2 titels van Belgisch Kampioen. De titels op de provinciale kampioenschappen waren een aanduiding dat KAPE met de jeugdwerking bij de provinciale topclubs behoorde. Bij de provinciale kampioenschappen aflossing werd de titel “alle categorieën” binnengehaald met een ploeg bestaande uit 1 kadet en 3 scholieren. Scholier Kristof Gorts en kadet Kim Hendrickx werden geselecteerd voor de scholieren-interland meerkamp tussen België – Nederland en Wit-Rusland op 19 en 20 augustus in Herentals.
Kim Hendrickx zorgde voor hét hoogtepunt door twee Belgische kampioenstitels bij de kadetten meisjes te veroveren. Bij het speerwerpen en de klassieke meerkamp stond zij op het hoogste schavotje.
INTERCLUBS
De interclubwedstrijden, de énige wedstrijd waarbij het belang van de ploeg boven het belang van de atleet gesteld werd, zorgden vaak voor moeilijkheden en wrijvingen in de club. Om te kunnen deelnemen diende KAPE, met een beperkt atletenpotentieel, in het verleden vaak beroep te doen op “ééndagsvliegen”, atleten die weinig of niet trainden of de spikes al aan de wilgen hadden gehangen. Ook de verdeling van de atleten over de nummers leidde vaak tot kleine conflicten. Negatief waren de jaren waarin forfait diende gegeven of onvolledige ploegen deelnamen. Positief waren de jaren waarin promotie werd afgedwongen (al dan niet via een herschikking van de reeksen) of waarin een finaleplaats werd behaald. De inschrijving voor de jongeren-interclubs was erg variabel en afhankelijk van de beschikbaarheid van atleten. In 1982 en 1983 werd zelfs ingeschreven voor de veteranen-interclub.
Bij de interclubwedstrijden van 1995 leverden de kadetten meisjes (5de), de kadetten jongens (2de), de scholieren meisjes (3de), de scholieren jongens (3de), de seniors dames (4de) en de seniors heren (5de) een sterke prestatie. In 1996 werd dit positief bilan nog overtroffen. De kadetten meisjes (6de), de kadetten jongens (5de), de scholieren meisjes (2de), de scholieren jongens (4de), de seniors dames (1ste) en de seniors heren (3de) deden nog beter dan het vorige jaar. Met de tweede plaats van de scholieren meisjes bereikte voor het vijfde opeenvolgende jaar een KAPE-ploeg bij de kadetten of scholieren de finale. De overwinning van de seniorsploeg (met énkel scholieren en juniors) op WIBO leverde de kampioenstitel in 3de Landelijke afdeling en de promotie naar 2de Landelijke afdeling op. De uitslagen in de interclubs van deze twee jaren zijn de collectief sterkste prestaties uit de geschiedenis van de club.
75 JAAR
De viering van het 75-jarig bestaan van de club in 1996 werd ingezet tijdens het clubfeest in januari. Alle atleten ontvingen een speciaal voor dit feestjaar ontworpen T-shirt, met het KAPE 75-logo. Dit logo werd ook op de voorpagina van het clubblad opgenomen.
Op een persontmoeting in maart werd het programma bekendgemaakt : de Mora-meeting en een selectiewedstrijd voor het Zomercriterium (de eerste maal dat een dergelijke wedstrijd door KAPE mocht georganiseerd worden) in mei, het Spring- en Werpcriterium en een KRAK-meeting mét KAPE 75-aflossing in juni, de KAPE 75-jeugdmeerkamp in augustus, de avondjogging i.s.m. het gemeentebestuur van Stabroek, de KAPE 75-jubileummeeting mét “Topwerpfestival” en de tweede KRAK-meeting mét barbecue in september en de ontvangst door het gemeentebestuur van Kapellen in oktober. Het feestjaar werd afgesloten op 12 oktober 1996 met een Academische Zitting.
Voor de jongste atleten van de club (benjamins, pupillen en miniemen) werd er een regelmatigheidscriterium ingesteld. De atleten die deelnamen aan een minimum aantal eigen meetings ontvingen op het einde van het seizoen een boek als beloning voor hun inzet. De benjamins moesten deelgenomen hebben aan 3 op 4 meetings, de pupillen en miniemen aan 5 op 7 meetings.
Heeft u ook nog een uitslag van de Wolvenbosloop van 1983?
In 1983 was de “Wolvenbosloop” nog geen échte KAPE-organisatie. Die werd het pas in 1985. Het archief van KAPE is echter – door de jaren heen – verspreid geraakt en een flink deel ervan is verloren gegaan. Van geen enkele uitslag of andere documentatie over deze “Wolvenbosloop” is – jammer genoeg – nog een spoor te vinden in de overgebleven archieven van onze club.