Superkrack

Caro Vander Avert goud op Superkrack 4 – Sprintfestival
13/01/18 Allerlei , Indoor Atletiek # , , ,

Caro Vander Avert goud op Superkrack 4 – Sprintfestival

Enkele KAPE-ers waren afgezakt naar Superkrack 4 – Sprintfestival Express 3 in de Sportschuur te Hoboken.
Lees verder

0 likes geen reactiess
Indoor Superkrack 4 & Express 3
11/01/18 Indoor Atletiek # , , ,

Indoor Superkrack 4 & Express 3

Zaterdag 13 jan indoor atletiek meeting in fort van Hoboken. Organisatie van Hobokense atletiek impuls
Voormiddag van 10:00 Superkrack 4 voor BEN-PUP-MIN
Namiddag vanaf 14:00 Express 3 voor CAD-SCH-JUN-SEN-MAS
Programma

0 likes geen reactiess
Superkrack Indoor – november 2017 t.e.m. maart 2018 – Hoboken
13/12/17 Allerlei # ,

Superkrack Indoor – november 2017 t.e.m. maart 2018 – Hoboken

Wat het “A.A.S.-criterium” is in de zomermaanden, is de “Superkrack” tijdens het winterseizoen, een regelmatigheidscriterium voor benjamins, pupillen en miniemen. Organisator HAKI organiseert 7 indoorwedstrijden in de Sportschuur in Hoboken … en ook hierbij wordt een eindklassement opgemaakt. Lees verder

0 likes geen reactiess
Uitslagen & Eindstand Superkrack Indoor – november 2016 t.e.m. maart 2017 – Hoboken
16/03/17 Allerlei # , ,

Uitslagen & Eindstand Superkrack Indoor – november 2016 t.e.m. maart 2017 – Hoboken

Wat het “A.A.S.-criterium” is in de zomermaanden, is de “Superkrack” tijdens het winterseizoen, een regelmatigheidscriterium voor benjamins, pupillen, miniemen en cadetten. Organisator HAKI presenteerde 7 indoorwedstrijden in de Sportschuur in Hoboken … en ook hierbij werd een eindklassement opgemaakt. De eerste “Superkrack” startte begin november, de finale werd betwist op zondag 12 maart. Hier alle uitslagen én de eindstand. Lees verder

0 likes 2 reacties
Superkrack Indoor – november 2015 t.e.m. maart 2016 – Hoboken
12/03/16 Allerlei # , ,

Superkrack Indoor – november 2015 t.e.m. maart 2016 – Hoboken

Wat het “A.A.S.-criterium” is in de zomermaanden, is de “Superkrack” tijdens het winterseizoen, een regelmatigheidscriterium voor benjamins, pupillen, miniemen en cadetten. Organisator HAKI presenteerde 7 indoorwedstrijden in de Sportschuur in Hoboken … en ook hierbij werd een eindklassement opgemaakt. De eerste “Superkrack” startte op zondag 8 november, de finale werd afgewerkt op zaterdag 12 maart 2016. Lees verder

0 likes geen reactiess
Uitslagen, tussenstanden, eindstand & foto’s “Superkrack” 2014-2015 – Hoboken
15/03/15 Allerlei # , , ,

Uitslagen, tussenstanden, eindstand & foto’s “Superkrack” 2014-2015 – Hoboken

Vermits er een ruime delegatie KAPE-atleten deelneemt aan de “Superkrack” – een reeks indoorwedstrijden in de Sportschuur in Hoboken – volgden we de resultaten van deze 7 wedstrijden op onze KAPE-website op de voet. Uitslagen, tussenstanden, eindstand en foto’s kan je hier vinden. Lees verder

0 likes geen reactiess
Opleiding jurylid niveau 1 – 06.09.2014 – Booischot
16/08/14 Allerlei # ,

Opleiding jurylid niveau 1 – 06.09.2014 – Booischot

Alle clubs aangesloten bij de Vlaamse Atletiekliga zijn verplicht om een aantal juryleden te leveren, dus ook KAPE. Daarom zijn ook wij op zoek naar kandidaten voor een opleiding tot jurylid. Een volgende opleiding wordt op zaterdag 6 september voorzien in Booischot. Iets voor jou ? Lees verder

0 likes geen reactiess
Examen Provinciaal Jurylid – 04.10.2012 – Booischot
26/08/12 Allerlei # , ,

Examen Provinciaal Jurylid – 04.10.2012 – Booischot

Elke club – ook KAPE – is verplicht om een aantal juryleden te leveren aan de Vlaamse Atletiekliga. Om provinciaal jurylid te worden, volstaat een basiskennis van de atletiekreglementen. De syllabus hieronder geeft een aanduiding wat de inhoud van deze proef voor jurylid inhoudt. Een nieuw examen van Provinciaal Jurylid wordt op donderdag 4 oktober om 18.30 uur georganiseerd in een lokaal van AVZK, Kloosterveldstraat 7 te Booischot. Kandidaten kunnen zich melden op ons clubsecretariaat voor alle verder informatie en inschrijvingsformulieren.

Syllabus:

1. Welk is de opdracht van de scheidsrechter?
a. De reglementen doen naleven;
b. Ter plaatse, dus op het terrein, in alle betwiste zaken beslissingen treffen volgens de geest van het reglement.

2. Mag de scheidsrechter de rangschikking van een koers wijzigen?
NEEN ! Slechts indien de aankomstrechters tot geen beslissing komen mag hij een aankomstvolgorde opstellen met al de gegevens die hem werden overgemaakt. Zo de aankomst met een officieel “fotofinishapparaat” werd opgenomen zal hij deze eerst raadplegen alvorens een beslissing te treffen.

3. Mag de scheidsrechter de rangschikking van een kampnummer wijzigen die door de kamprechter werd opgesteld?
JA, indien de kamprechter de voorschriften van de reglementen verkeerd heeft toegepast.

4. Wanneer zet u als tijdpnemer uw chronometer: a) in werking b) stil ?
a. Bij het zien van de vlam of de rook uit het startpistool.
b. Op het ogenblik dat de deelnemer met een deel van de romp, (en niet de hals, hoofd, been of arm) het loodrechte vlak van de binnenkant van de aankomstlijn overschrijdt.

5. Wat is de taak van de chef tijdopnemer?
1. Hij zal de taken onder de aangeduide tijdopnemers verdelen t.t.z. wie neemt de tijd van de eerste en de tweede aankomende atleet, de derde en de vierde, enz.
2. Hij zal het chronoblad bijhouden.

6. Als tijdopnemer heeft u de volgende tijden manueel opgenomen. Welke tijd zal u aan de chef tijdopnemer mededelen?
Koers Opgenomen tijd Antwoord
Ingeval er geen elektronische tijdopname is:
100m 11sec.83/100 11.9/10
400m 50sec.12/100 50.2/10
5000m 15min.32sec.84/100 15.32.9/10
10.000m 35min.59sec.99/100 36.00.0
Marathon (42,195km) 2uur.46min.32sec.59/100 2.46.33
Ingeval van elektronische tijdopname:
100m 12sec.56/100 12.56
5000m 16min.25sec.33/100 16.25.33
10.000m 37min.45sec.56/100 37.45.56
20km (buiten de piste) 1uur 35min.42sec.65/100 1.35.43

7. Hoe gaat de starter te werk om het vertrek te geven?
a) tot en met 400m
b) meer dan 400m
a) voor koersen tot en met 400m beveelt hij in zijn moedertaal “op uw plaatsen” en “klaar” en geeft, nadat iedereen onbeweeglijk in de startblokken zit, het startschot.
b) voor koersen van meer dan 400m beveelt hij “op uw plaats” en als alle deelnemers onbeweeglijk zijn en hun starthouding aangenomen hebben, geeft hij het startschot.

8. Wat verstaat men onder “Valse start”? Wat doet de starter in zo een geval?
Wanneer na het bevel “Klaar” (tot en met 400m) of “Op uw plaats” (meer dan 400m) een atleet beweegt, zijn hand of voet opheft voor het startschot, spreekt men van een “valse start”. De starter schiet niet, hij laat alle atleten rechtstaan. De atleet wordt onmiddellijk uitgesloten. Bij meerkampen zal slechts één valse start per reeks worden toegelaten.
Bij de jeugd (Ben. Pup. en Min.) wordt een atleet uitgesloten nadat hij twee valse starts heeft veroorzaakt (drie bij meerkamp).
In zuivere mastersmeetings worden de atleten uitgesloten nadat ze zelf twee valse starts veroorzaakten in een individuele wedstrijd als in een meerkamp.

9. Wat verstaat men onder “Gestolen start”? Wat doet de starter?
Wanneer een atleet voor of in het schot vertrekt spreekt men van een “gestolen start”. De starter vuurt een tweede maal om de atleten terug te roepen. De in fout zijnde atleet wordt uitgesloten. Bij de meerkamp zal slechts één valse start worden toegelaten per reeks.
Bij de jeugd, dezelfde procedure als bij een “valse start”.

10. Worden “valse” of “gestolen” starts al of niet bestraft?
JA, ze zullen in beide gevallen uitgesloten worden.
In meerkampen wordt slechts één valse start per reeks toegelaten.

11. U werd aangeduid als hulpstarter. Wat is uw taak?
a) Samenwerken met de starter.
b) De deelnemers aan de startlijn verzamelen en hun startplaats aanduiden.
c) Nagaan of alle deelnemers het startnummer op de reglementaire wijze dragen (één op de borst en eventueel één op de rug). Indien zij slechts over 1 nummer beschikken dragen zij dit :
– op de rug voor alle koersen die volledig in banen gelopen worden (tot en met de 400m).
– op de borst bij koersen die gedeeltelijk of niet in banen gelopen worden (meer dan 400m.)
d) Wanneer de atleten klaar zijn, teken geven aan de starter dat alles klaar is, eventueel met een fluitsignaal.
e) Er over waken dat de deelnemers, na het bevel “op uw plaats” en,
– bij de koersen tot en met 400m, de beide handen of vingers en één knie de grond raken achter de startlijn en dat de voeten in contact zijn met de startblokken.
– bij koersen van meer dan 400m de voeten achter de startlijn zijn en dat zij de grond niet raken met de hand.
f) Bij estafettekoersen zorgen dat de estafettestokken in het bezit zijn van de eerste loper.
g) Elke vastgestelde onregelmatigheid melden aan de starter

12. Wat is de taak van de rondetellers bij lange afstandskoersen?
Nagaan of alle deelnemers de totale afstand afleggen. Eén rondeteller zal de bel luiden bij het ingaan van de laatste ronde en dit voor elke deelnemer.
Voor lange koersen (vanaf 5000m) zal de chef-aankomst de rondetellers in het bezit stellen van een rondetelblad waarop de rondeteller de tijd per ronde zal noteren. Om te controleren of zij geen ronde hebben gemist zullen zij regelmatig nagaan of de tijden die gelopen worden per ronde, ongeveer gelijk zijn.

13. Wat verstaat men door vertrek- en aankomstlijn bij de loopnummers?
Vertreklijn: de kant van de lijn het verst verwijderd van de aankomstlijn.
Aankomstlijn: de kant van de lijn het dichtst bij de vertreklijn.
De breedte van de vertreklijn is in de afstand begrepen, de breedte van de aankomstlijn niet.

14. U werd aangeduid als commissaris voor de loopnummers
a. wat is uw taak
b. hoe zal u de scheidsrechter verwittigen?
a) Op de door de scheidsrechter toegewezen plaats gaan staan. Elke vastgestelde fout of overtreding van de reglementen door een deelnemer of ander persoon melden aan de scheidsrechter.
b) Door middel van een gele vlag.

15. Mag een deelnemer lopen op:
a) de buitenlijn van zijn baan (rechts)
b) de binnenlijn van zijn baan (links)
a) hoewel deze lijn deel uitmaakt van zijn baan is het toch af te raden op deze lijn te lopen, dit om het hinderen van de tegenstander te voorkomen.
b) Deze lijn behoort tot de ernaast liggende baan. Door op de linker lijn te lopen in de bocht verkort men zijn afstand, hetgeen uitsluiting tot gevolg kan hebben.
Bij koersen in rechte lijn mag de atleet deze lijnen overschrijden op voorwaarde dat hij niemand hindert en er geen voordeel uit haalt.

16. Welke koersen moeten volledig of gedeeltelijk in banen gelopen worden?
Volledig in banen
Alle koersen tot en met 400m, hordenkoersen inbegrepen.
Indien mogelijk ook de 4 X 200m
Gedeeltelijk in banen
Bij de 800m wordt de eerste bocht in banen gelopen.
Bij de 4 X 200m en de 4 X 400m wordt de eerste ronde plus de daarop volgende bocht in banen gelopen. Indien bij deze 2 koersen minder dan 4 ploegen zijn zal enkel de eerste bocht in banen gelopen worden.

17. U werd aangeduid als commissaris voor de 2de aflossingszone van de 4 X 100m. Welke regels dienen in acht genomen te worden bij het doorgeven van de aflossingsstok.
10m voor en 10m na elke vertreklijn (hier het vertrek van de 200m) worden lijnen getrokken welke de estafettezone begrenzen. De estafettestok moet binnen deze zone doorgegeven worden (de stok moet zich in de zone bevinden).
In alle koersen tot en met de4 X 200m mogen de atleten met uitzondering van de eerste loper, gebruik maken van een aanloopzone waarin zij hun ploeggenoot mogen opwachten, deze aanloopzone is begrensd op 10m voor de aflossings-zone.
De aflossing begint op het ogenblik dat de aannemer de stok raakt en eindigt op het ogenblik dat de aannemer de stok alleen vasthoudt. Gans deze handeling dient te gebeuren binnen de zone van 20 meter.
De atleet die de stok laat vallen moet deze ook zelf oprapen, hiervoor mag hij buiten zijn baan gaan zonder iemand te hinderen.

18. Welke fouten kan een atleet begaan tijdens een hordenkoers?
1. De horden vrijwillig met de hand of met de voet omstoten.
2. Buiten zijn toegewezen baan lopen.
3. De voet of het been onder het horizontale plan van de bovenkant van de dwarslat sleept bij het overschrijden van de horden.
4. Over een horde springen die niet in de eigen baan is opgesteld.
Het onvrijwillig omstoten van alle horden zal niet bestraft worden met een uitsluiting.

19. Hoe zal u handelen wanneer een atleet, die ingeschreven is voor een loop- en een kampnummer of voor 2 kampnummers, komt vragen om al zijn pogingen na elkaar te doen of om van de vastgestelde beurtvolgorde af te wijken.
Nooit zal men toestaan dat een atleet meer dan één poging uitvoert in dezelfde beurtvolgorde. Men mag de atleet toestaan om in elke beurtronde van de voorziene volgorde af te wijken. Na elke beurtvolgorde neemt hij de vooropgestelde volgorde terug in.

20. Hoe vermeldt men op het wedstrijdkaartje of –blad:
een ongeldige poging: kruis (X)
een geldige poging: bij hoog en polsstokspringen met een O (O van OK of Over)
bij ver- en hinkstapspringen en de werpnummers met de gepresteerde afstand.
een weigering: een streepje ( – )

21. Op hoeveel pogingen heeft een deelnemer recht bij werpproeven, ver- en hinkstapspringen?
a) Zo er slechts 8 of minder deelnemers zijn, hebben allen recht op 6 pogingen.
b) Zo er meer dan 8 deelnemers zijn, zal ieder deelnemer 3 pogingen krijgen en de 8 atleten met de beste geldige prestatie krijgen 3 bijkomende beurten in omgekeerde volgorde van de rangschikking na de eerste 3 pogingen. Ingeval van ex æquo voor de 8ste plaats zal men kijken naar de 2de beste prestatie en eventueel naar de derde.
c) Het aantal pogingen kan door de inrichter of door de scheidsrechter beperkt worden, dit ingeval van heirkracht.
Miniemen, pupillen en benjamins krijgen nooit meer dan 3 pogingen.

22. Mogen er merktekens geplaatst worden op de aanloopbaan bij:
Hoogspringen JA ook op de lat om deze beter zichtbaar te maken (max.2)
Speerwerpen NEEN wel naast de aanloopbaan (max.2)
Ver- en hinkstapspringen NEEN, wel naast de aanloopbaan. Nooit in valkuil. (max.2)
Estafettes JA, maar binnen de eigen baan (rechtse lijn) (max.1)
N.B.: de merktekens moeten normaal door de inrichters ter beschikking gesteld worden, indien niet kan de atleet een schoen of plakband gebruiken als merkteken maar NOOIT krijt of kalk.

23. Hoog- en polsstokspringen – Hoe gaat men te werk voor het meten van de hoogten?
Iedere nieuwe hoogte moet gemetem worden. Er zal gemeten worden met een meetlat, loodrecht van op de grond tot aan de bovenkant van de lat op de plaats waar deze zich het dichtst bij de grond bevindt.

24. Worden de steunen waarop de lat rust op dezelfde wijze geplaatst bij hoog- en polsstokspringen?
NEEN, bij hoogspringen zijn de steunen naar elkaar toe gericht. Men zal er wel opletten dat tussen de uiteinden van de lat en de staanders er minstens 1 centimeter ruimte is.
Bij polsstokspringen zijn de steunen naar de valheuvel gericht.

25. Mag men een atleet verplichten om op al de aangekondigde hoogten te springen?
NEEN- Het staat de atleet vrij te beginnen op de hoogte die hij verkiest. Hij mag aan gelijk welke hoogte verzaken, doch eenmaal een beurtoproeping verzaakt, zal hij op deze hoogte niet meer mogen springen in de tweede of derde beurtoproeping.

26. Wanneer is een poging ongeldig bij hoogspringen?
a) Wanneer de lat ingevolge een actie tijdens de sprong niet meer op de steunen ligt.
b) Wanneer hij met enig deel van het lichaam de grond, met inbegrip van de landingsplaats, achter het vlak van de boord het dichtst bij de staanders, hetzij tussen of buiten de staanders raakt zonder eerst de lat te hebben overschreden.
c) Wanneer hij afzet met twee voeten.

27. Wanneer wordt een deelnemer uitgeschakeld bij hoog- en polsstok springen?
Na drie opeenvolgende ongeldige pogingen op dezelfde of op verschillende hoogten.
Voor de benjamins, pupillen en miniemen na twee opeenvolgende ongeldige pogingen op dezelfde of op verschillende hoogten indien zij maar twee pogingen hebben op elke hoogte.

28. Wanneer is een poging ongeldig bij polsstokspringen?
a) Wanneer de lat ingevolge een actie tijdens de sprong niet meer op de steunen lig. Ook wanneer de lat door de polsstok zelf wordt afgeduwd.
b) Wanneer hij de grond met inbegrip van de valheuvel raakt voorbij het verticale vlak ter hoogte van de bovenste achterzijde van de insteekbak, met het lichaam of de stok, zonder eerst de lat te hebben overschreden.
c) Na de grond te hebben verlaten de onderste hand boven de bovenste plaatst of de bovenste hand naar boven schuift.
d) Wanneer hij gedurende de sprong vrijwillig met zijn handen of zijn vingers de lat herplaatst wanneer deze van de steunen zou vallen.
Wanneer bij de aanloop de stok voorbij het verticale vlak komt zonder iets te raken zal dit NIET aanzien worden als een fout.

29. Ver- en hinkstapspringen – Hoe gaat men te werk voor het opmeten van de gesprongen prestatie?
Het nulpunt zal binnen de landingsplaats op de dichtstbijzijnde indruk van enig deel van het lichaam of ledematen geplaatst worden. De meter zal vanaf dit punt loodrecht op de afzetlijn of haar verlengde ervan geplaatst worden. De gesprongen afstand zal afgelezen worden op de afzetlijn.
Bij benjamins zal men het nulpunt op de plaats van de afzet het dichtst bij de landingszone plaatsen en aflezen op de dichtstbijzijnde indruk, er mag schuin gemeten worden.

30. Wanneer is een poging ongeldig bij verspringen?
Wanneer een deelnemer:
a) met enig deel van zijn lichaam de grond raakt achter de afzetlijn, hetzij bij de aanloop zonder springen, hetzij bij het springen zelf;
b) afzet buiten de uiteinden van de afzetbalk, onafgezien of het voor of achter de afzetlijn is;
c) bij de landing, de grond raakt buiten de landingszone en dichter naar de afzetlijn toe dan de dichtstbijzijnde indruk van zijn sprong op de landingsplaats;
d) na het beëindigen van de sprong teruggaat door de landingsplaats;
e) gebruik maakt van gelijk welke vorm van tuimelsprong.

31. Wanneer is een poging ongeldig bij hinkstapspringen?
Wanneer een deelnemer:
a) met enig deel van zijn lichaam de grond raakt achter de afzetlijn, hetzij bij de aanloop zonder springen, hetzij bij het springen zelf;
b) afzet buiten de uiteinden van de afzetbalk, onafgezien of het voor of achter de afzetlijn is;
c) bij de landing, de grond raakt buiten de landingszone en dichter naar de afzetlijn toe dan de dichtstbijzijnde indruk van zijn sprong op de landingsplaats;
d) na het beëindigen van de sprong teruggaat door de landingsplaats;
e) gebruik maakt van gelijk welke vorm van tuimelsprong;
f) niet op de afzetvoet terecht komt bij de hink en niet op de andere voet terecht komt bij de stap.

32. Kogelstoten – Discuswerpen – Hamerslingeren. Hoe gaat men te werk voor het opmeten van de geworpen prestatie?
Het nulpunt van de meter wordt binnen de valsector op de dichtstbijzijnde rand van het merkteken gemaakt door het vallend tuig, geplaatst. De meter zal door een ander jurylid rechtlijnig vanaf dit merkteken over het middenpunt van de cirkel getrokken worden.
De geworpen afstand zal afgelezen worden op de binnenkant van het stootblok bij kogelstoten of op de binnenkant van de metalen cirkel bij discus en hamer.

33. Wanneer is een poging ongeldig bij kogelstoten?
a) wanneer de atleet met enig deel van zijn lichaam de bovenkant van het stootblok of de ring raakt alsook de grond buiten de cirkel;
b) de cirkel langs de voorste helft verlaat;
c) de cirkel verlaat alvorens het tuig de grond raakt;
d) de kogel buiten de va zone van 34,92° neerkomt.
Op voorwaarde dat tijdens de poging het hiervoor bepaalde niet overschreden werd mag een deelnemer een al begonnen poging onderbreken, zijn kogel neerleggen (binnen of buiten de cirkel) en de cirkel langs achter verlaten alvorens terug van uit een stilstaande houding een nieuwe poging te ondernemen (dit binnen een altijd van 1 minuut).

34. Wanneer is een poging ongeldig bij discuswerpen?
a) wanneer de atleet met enig deel van zijn lichaam de bovenkant van de cirkel of de grond buiten de cirkel raakt;
b) de cirkel langs de voorste helft verlaat;
c) de cirkel verlaat alvorens het tuig de grond raakt;
d) de discus buiten de va zone van 34,92° neerkomt.
Op voorwaarde dat tijdens de poging het hiervoor bepaalde niet overschreden werd mag een deelnemer een al begonnen poging onderbreken, zijn discus neerleggen (binnen of buiten de cirkel) en de cirkel langs achter verlaten alvorens terug uit een stilstaande houding een nieuwe poging te ondernemen (dit binnen een talmtijd van 1 minuut).

35. Speerwerpen – Hoe gaat men te werk voor het opmeten van de geworpen prestatie?
Het nulpunt van de meter wordt binnen de valsector op de dichtstbijzijnde rand van het merkteken gemaakt door de punt van de speer, geplaatst.
De meter zal strak worden aangespannen door een ander jurylid over een punt dat zich in het midden van de aanloopbaan en op 8 meter achter de gebogen lijn bevindt.
De geworpen afstand zal afgelezen worden op de binnenkant van de gebogen lijn.

36. Wanneer is een poging ongeldig bij speerwerpen?
a) indien de atleet, nadat de worp begonnen is met enig deel van zijn lichaam de grond buiten de aanloopbaan raakt, de afbakeningslijnen inbegrepen;
b) de speer op een onregelmatige wijze loslaat. De speer moet bij de omwikkeling vastgehouden worden en boven de schouder of het bovenste deel van de werparm geworpen worden;
c) hij buiten de valzone van 29° werpt;
d) indien niet eerst de punt van de metalen spits de grond raakt voor enig ander deel;
e) indien hij de rug naar de werprichting keert op het ogenblik van de worp;
f) hij de werpzone verlaat alvorens de speer de grond heeft geraakt;
g) de aanloop verlaat langs de voorzijde van de aanloopbaan, de zijlijnen in het verlengde van de gebogen lijn inbegrepen.
Op voorwaarde dat tijdens de poging het hiervoor bepaalde niet overschreden werd mag een deelnemer een al begonnen poging onderbreken, zijn speer neerleggen (binnen of buiten de aanloopzone) en de aanloopzone zijwaarts verlaten alvorens terug van uit een stilstaande houding een nieuwe poging te ondernemen (dit binnen een talmtijd van 1 minuut).

37. Wanneer is een poging ongeldig bij het hamerslingeren?
a) wanneer de deelnemer nadat de poging begonnen is met enig deel van zijn lichaam de bovenkant van de ring of de grond er buiten raakt;
b) zijn tuig op onregelmatige wijze loslaat;
c) de worp moet begonnen worden vanuit een stilstaande houding, de hamer mag buiten de cirkel rusten;
d) het tuig moet zo vallen dat het volledige merkteken gemaakt bij de val volledig tussen de binnenkant van de sectorlijnen ligt (34,92°).
e) hij de werpzone verlaat alvorens de hamer de grond heeft geraakt;
f) de cirkel verlaat langs de voorste helft.

Op voorwaarde dat tijdens de poging het hiervoor bepaalde niet overtreden werd mag een deelnemer een al begonnen poging onderbreken, zijn hamer neerleggen binnen of buiten de cirkel en de cirkel verlaten op reglementaire wijze, alvorens terug van uit een stilstaande houding een nieuwe poging te ondernemen (dit binnen een talmtijd van 1 minuut).

38. Hoe en met wat worden de metingen uitgevoerd bij werpnummers en bij ver- en hinkstapspringen?
Met een in centimeter gegradueerde stalen of glasvezel meetband.
Men plaatst het nulpunt bij het valpunt (werpproeven) of bij de indruk van het neerkomen van de atleet (ver- en hinkstapspringen) het dichtst bij de vertreklijn. Men leest de afstand af aan de vertreklijn.
Indien voorhanden met een optisch toestel.

39. Waar worden de gelukte prestaties afgelezen?
Bij kogelstoten : de binnenrand van het stootblok
Bij speerwerpen : de binnenrand van de cirkelboog
Bij discus en hamer : de binnenrand van de cirkel
Bij ver- en hinkstapspringen : de rand van de afstootbalk het dichtst bij de valkuil.

Praktisch

Een steekkaart dient VOLLEDIG te worden ingevuld en zo vlug mogelijk teruggestuurd, met bijgevoegd 1 pasfoto, of 1 digitale foto naar:

GUIDO VAN ROIE
Raamstraat 10
2221 BOOISCHOT

0 likes geen reactiess
Zoeken
Agenda
Blijf op de hoogte
Sponsors
Trooper
Fitfree
G-Atletiek bij KAPE
G-Atletiek
G-Atletiek bij KAPE
Archief per maand