“De atleten maken de trainer, niet omgekeerd”
October 27, 2024 at 5:34 am

“De atleten maken de trainer, niet omgekeerd”

In het novembernummer van “Atletiekleven” schreef verslaggever Bart Spruijt een uitgebreid interview neer met KAPE-trainer Paul Sauviller. En zoals de titel al aangeeft, zaten daar wel meer verrassende uitspraken in. Of wat had je anders gedacht van Paul ?

“Paul Sauviller is de trainer van Stef Vanhaeren en van tientallen andere atleten van A.C. Kapellen. Iedere werkdag geeft hij van 19 u tot 20 u 30 training in het park van Kapellen aan zijn verschillende groepen : van hordespurters tot joggers en marathonlopers. Maniakaal is hij bezig met zijn trainingsprogramma’s die hij in elkaar knutselt op basis van een grote theoretische kennis en jarenlange praktijkervaring. Dat zijn schema’s kloppen, bewijzen de resultaten van zijn atleten : Stef Vanhaeren, Renée Eykens, maar ook Laura Bonte en de Kapelse 4 x 400 m-ploeg zetten afgelopen zomerseizoen opnieuw grote stappen vooruit. Hoewel zijn pupillen grote successen boeken, staat de trainer niet graag in de schijnwerpers. “Het gaat om de atleten, niet om de trainer“, benadrukt hij verschillende keren tijdens het gesprek. Maar voor één keer is hij bereid om toch een interview te geven.

Meestal moet Sauviller zich haasten om van zijn werk in Luik net op tijd o 19 u op de training in Kapellen te geraken. Op woensdagavond geeft hij snelheidstraining van 19 u tot 20 u 30 en tot 21 u 30 begeleidt hij de jogginggroep. Terwijl zijn atleten gezamenlijk opwarmen in het park, kan hij uitzonderlijk even tijd maken voor “Atletiekleven”. “Je hebt geluk. Meestal weiger ik interviews omdat ik daar niet zo van hou, maar nu heb ik toevallig tijd”, steekt hij van wal. “Maar ik waarschuw je op voorhand: ik ben zeer selectief in het beantwoorden van vragen“. Van vragen die niet over atletiek maar over hemzelf gaan, houdt Sauviller duidelijk niet. “Niet belangrijk“, vindt hij. Maar over trainen, zijn grote vakidolen/leermeesters Wilfried Geeroms en Albert Roelants en hoe een trainer met atleten moet omgaan, praat hij wel graag en uitgebreid. “Bij mij draait het om de atleten. Zij zijn het belangrijkste. De atleten maken de trainer, niet omgekeerd,” vat hij de kern van zijn trainersfilosofie samen. “Ik ben even blij als een atleet zijn record verbetert en daarmee pakweg zesde wordt op een B.K. dan dat één van mijn atleten Belgisch kampioen wordt. Ze hebben er allemaal even hard voor gewerkt. Het is zelfs zo dat de minder getalenteerde atleten er soms harder voor moeten werken. Iedere atleet telt“. Het is opvallend dat Paul’s trainingsgroepen samen trainen. “De jongere atleten zoals cadetten doen minder intensieve training, maar inhoudelijk geef ik dezelfde training. Tussen meisjes en jongens maak ik geen onderscheid. Het aantal trainingen is afhankelijk van de leeftijd”.

“Trainen is hard werken, maar training geven ook”

Al meer dan 25 jaar geeft Paul Sauviller training. “In 1985 ben ik begonnen met training te geven. Ze vroegen me om het blijvend te doen. Naast de praktijkklassen, heb je ook een theoretische basis nodig. Daarom heb ik alle cursussen in mijn vakgebied gevolgd tot en met trainer A : A sprint en horden, halve fond, enzovoort. De cursus werptrainer heb ik er ook maar bijgenomen, omdat daarin ook een aantal interessante dingen stonden die ik kon gebruiken. Ik heb 7 jaar cursussen gevolgd.”

“Ik weet nu al welke training ik op 5 september 2012 ga geven”.

Improvisatie is niet besteed aan Sauviller. De man weet waarmee hij bezig is en houdt zich strak aan zijn zorgvuldig opgebouwde jaarprogramma’s. “Ik kan vandaag zeggen welke training ik op 5 september 2012 zal geven. Voor iedere groep stel ik een jaarprogramma op. Ik werk minstens een jaar vooruit. Al mijn trainingsprogramma’s zijn een jaar van te voren volledig af. Wanneer ik tijd heb om die schema’s te maken ? Ik gebruik daarvoor de twee weken tussen het zomer- en winterseizoen. Voor enkele van mijn atleten werk ik zelfs met tweejarenplannen, maar dan spreek ik alleen over diegenen die het nationaal niveau overstijgen. Hun doelen, zoals Europese kampioenschappen in het geval van Stef, liggen ook twee jaar verder. Dan is het ook nodig en logisch dat je zo ver vooruitkijkt. Je moet je programma daaraan aanpassen.

Maar de trainer is niet alleen met zijn bekendste pupil Stef Vanhaeren bezig: “Een stuk of 30 atleten krijgen van mij hun maandschema’s. In mijn schema’s zit ongeveer 15 jaar werk, maar ze kloppen wel, dat bewijzen de resultaten. Er lopen nog zoveel trainers rond die gewoon op de training zelf pas beslissen wat ze gaan geven. Voor mij kan dat echt niet. Ik erger mij daaraan.”

“Nooit twee keer dezelfde training”.

Een ander sleutelbegrip voor de trainer van A.C. Kapellen is variatie: “Mijn trainingen verschillen dagelijks. Er wordt nooit een training herhaald. De reden daarvoor ? Afwisseling is nodig. Zo behouden de atleten hun concentratie en vallen ze niet in routine. Je houdt op die manier hun aandacht vast en de atleten gaan zich niet vervelen. Ook bij de joggers en de marathonlopers is elke trainingsdag anders. Je kunt op verschillende manieren hetzelfde doel bereiken. Ik kan ze 3 x 1000 m of 4 x 800 m laten doen met hetzelfde einddoel in mijn achterhoofd. Voor de trainer kruipt veel werk in het opstellen van nieuwe trainingen, maar voor de atleten is het goed … en dat is wat telt. Trainen is hard werken, maar training geven is dat ook. Je moet zot zijn, maar het zijn zotten die het moeten doen. Het doet geen zeer.

Ook aan praktijkervaring en analyse hecht Sauviller veel belang. “Theoretische kennis in combinatie met praktijkervaring, ook heel belangrijk. Je moet weten waaraan gewerkt moet worden. Sommige atleten maken een bepaalde technische fout. Je probeert dat dan te wijzigen, maar soms gaat die atleet daardoor net minder goed presteren. In dat geval moet je eraf blijven en kun je andere dingen gaan bijschaven. Iedere atleet is anders. Het moet bij ieder individu niet per se allemaal perfect biomechanisch kloppen om te werken.”

“Atleten moeten doen wat ik vraag”.

Op de vraag of hij een strenge trainer is, antwoordt Sauviller het volgende. “De atleten moeten doen wat ik vraag. Dat klinkt dictatoriaal, maar zo werkt het. Klikt het met een atleet, dan klikt het. Klikt het niet, dan is er een probleem. Zonder vertrouwen lukt het niet. Het vertrouwen moet van twee kanten komen. Je moet streng zijn. Als mijn atleten iets op een bepaalde manier moeten doen, moet het ook op die manier en niet anders. Ik ga daarover niet met hen in discussie. Maar als trainer mag je één ding niet vergeten : je moet alles uitleggen. Soms leg ik een oefening tot 4 keer uit tot ze het helemaal begrepen hebben. Als ze de oefening niet begrijpen heeft het geen zin. Je moet er zeker van zijn dat ze het 100 % snappen. Ik vind het ook niet erg om iets telkens te herhalen.”

De visie van Sauviller over hoe een goede trainer en een goede atleet eruit zien, is simpel en duidelijk: “Een goede trainer is een trainer die met zijn vak bezig is. Je hebt een categorie trainers die zich bewust hebben bijgeschoold en die zich ook blijven bijscholen door ervaring. Die zullen nooit keer op keer dezelfde fouten herhalen. Inzicht krijg je door ervaring. Alles wat een goede atleet moet doen, is bereid zijn om te trainen en af te zien: een atleet die WIL trainen. Zo simpel is het. Met Bram en Tim (de oudere broers van Stef Vanhaeren), had ik een afspraak gemaakt: als ze exact zouden doen wat ik vroeg, zouden ze hun records lopen. Ze deden dat, ze hebben zich ervoor ingezet en liepen ook hun records. De niet-gemotiveerde atleten haken af, het zijn de gemotiveerden die overblijven. Welk niveau ze halen, speelt daarbij geen rol. De minder getalenteerde atleten kunnen zich ook optrekken aan de beteren. We hebben bij A.C. Kapellen het geluk dat we met een aantal goede atleten zitten. Ik stel vast dat er een heel deel volgen en zich daaraan optrekken. Het motiveert.”

“Atleten zelfvertrouwen geven”.

Niet alleen de techniek en de schema’s zijn belangrijk. Sauviller probeert zijn atleten ook mentaal te begeleiden. “Veel van mijn atleten zijn geen volwassenen, het zijn vaak jongeren van nog geen 18 jaar oud. Renée is zelfs nog jonger. Ze hebben begeleiding en steun nodig om ze zelfvertrouwen te doen krijgen. De ene is van nature koelbloedig en kan duidelijk zijn doelen stellen, de andere moet je daarin meer begeleiden. Het zelfvertrouwen stimuleren is ook de rol van de trainer. En nogmaals: dat geldt niet alleen voor de toppers, maar evenzeer voor de mindere atleten. Hoe je dat doet ? Door veel te praten. Het is ook belangrijk dat je ze leert te relativeren. Als iemand een mindere schooldag heeft gehad of ziek is geweest, kan dat een reden zijn waarom het minder ging op de wedstrijd. Als je de oorzaak hebt gevonden, kun je verdergaan. Atleten vergeten vaak dat de omstandigheden meespelen. Er kan tegenwind staan. Of de wedstrijdomstandigheden kunnen perfect zijn, maar je moet het helemaal in je eentje doen. Of je hebt goed gelopen, maar er is iemand beter. Met die situaties omgaan, dat kunnen ze leren op training: als men in een training bijvoorbeeld eens geklopt wordt door iemand die normaal gezien altijd achter hun schouder zit. Je moet ook kunnen aanvaarden dat iemand beter kan zijn.”

Als Sauviller met zijn atleten bezig is, is het hem duidelijk aan te zien dat hij er plezier aan beleeft: “Atletiek is voor mij een uitlaatklep. Als ik thuiskom, kan ik stoom aflaten op de atletiekpiste. Eigenlijk heeft een trainer heel veel geluk wanneer hij een begaafde atleet màg begeleiden. Het enige wat de trainer kan doen, is de atleet bijsturen, begeleiden en hem zijn systeem laten volgen. Van Wilfried Geeroms en Albert Roelants heb ik geleerd dat iedere atleet telt. De atleet staat centraal, niet de trainer. Nogmaals: ik ben niet belangrijk.”

Bart Spruijt

In de marge van dit interview kwamen nog enkele andere topics aan bod. Hier komen ze allemaal :

“Geeroms en Roelants”.

De 61-jarige Sauviller begon 25 jaar geleden met training geven nadat hij lang geleden zelf aan atletiek deed. “Dan spreken we over een heel ver verleden. Meer bepaald de schoolatletiek in de jaren ’60. Ik ben in die jaren atleet geweest, maar door blessures ben ik moeten stoppen. Tijdens die periode heb ik het zeer grote geluk gehad dat ik twee héél goede trainers ben tegengekomen: Wilfried Geeroms en Albert Roelants. Monumenten ! Hoewel hij is overleden blijft Wilfried Geeroms vandaag nog altijd belangrijk. In veel cursussen wordt hij nog heel dikwijls geciteerd. Bert Roelants zijn praktische en theoretische kennis zijn gigantisch. Dat zijn de mensen die me de trainingsleer hebben bijgebracht in de praktijk. Van hen heb ik bijna alles geleerd: hoe je een atleet moet aanvoelen, jezelf kan aanpassen aan de atleet, enzovoort. Roelants en Geeroms zijn rolmodellen geweest. Zij hebben een soort bewustwording gecreëerd van systematisch analyseren en corrigeren. Ik heb van hen geleerd dat elke atleet die wil trainen belangrijk is.” Over de trainers van u kan Sauviller niet veel zeggen: “Eerlijk gezegd heb ik veel te weinig tijd om naar andere trainers te kijken. Ik heb mijn handen vol met training geven aan mijn eigen atleten. Over andere trainers kan ik dus niets zinnigs zeggen”.

“We kijken met Eykens naar Belgische scholierenrecords”.

Renée Eykens heeft de afgelopen twee jaar de cadettencategorie gedomineerd in het veldlopen en de 800 m. Ze verloor al ruim twee jaar geen enkele cross en kwam op de 800 m met 2’09″45 outdoor en vooral met haar 2’12″82 indoor dicht in de buurt van de Belgische cadettenrecords (2’06’30 outdoor en 2’12″62 indoor). “Renée heeft inderdaad zelden een cross verloren. Deze winter zal ze zich beperken tot een bepaald aantal crossen. Het veldloopseizoen is niet het doel”. Haar uiteindelijke doel is volgende zomer: de 800 m en de 1500 m en dan durf ik heel boud stellen dat ze met records in haar hoofd zit, maar we plannen ook met haar twee jaar vooruit. Als je als cadette 57 seconden loopt op een 400 m en al onder de 2’10 duikt op de 800 m, mag je aan de scholierenrecords denken. Ik heb er samen met haar en haar ouders over gesproken en we kijken er toch naar. Renée is trouwens niet de pure afstandsloopster die sommigen in haar zien. Ze is ook heel snel. Haar beste afstanden liggen tussen de 800 m en de 1500 m.”

“Stef Vanhaeren staat er altijd op grote momenten”.

Stef Vanhaeren verbeterde de afgelopen jaren het Belgisch record 300 m horden bij de cadetten en de Belgische records 400 m horden bij de scholieren en juniores. Telkens liep hij zijn records in finales van kampioenschappen. In de EYOF-finale pakte hij het scholierenrecord en in de finale van het afgelopen E.K. Juniores het junioresrecord. “Stef is altijd iemand die er staat op de momenten dat het telt. Dat is een kunst. Bij een grote afspraak, moet een atleet er staan. Goed pieken is niet zo simpel. Maar ik weet dat het systeem dat ik hanteer klopt. Dat is door de resultaten wel bewezen, denk ik. En dat geeft ook vertrouwen aan de atleet.” Er komt in 2012 een belangrijk jaar aan voor Vanhaeren: “Normaal gezien gaat hij zich kunnen plaatsen voor het E.K. Misschien zal hij zich kunnen plaatsen voor de Spelen, maar daar zijn we nu niet mee bezig. Het eerste doel is het E.K. Het tweede doel is om in de Belgische 4 x 400 m-ploeg te geraken”.

Bart Spruijt

Met dank aan “Atletiekleven”.

0 likes Artikels # ,
Share: / / /

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Zoeken
Sponsors
Blijf op de hoogte
FitFree
G-Atletiek bij KAPE
G-Atletiek
G-Atletiek bij KAPE
Archief per maand